“There is no Mystery so great as Misery” citeert fotograaf Anton Corbijn Oscar Wilde als motto voor zijn debuutfilm Control. Control vertelt het verhaal over de laatste jaren van Ian Curtis, van vlak voordat hij zanger wordt van Joy Division tot en met zijn zelfmoord, aan de hand van de biografie Touching From A Distance van zijn vrouw Deborah Woodruff. Sam Riley, debuterend acteur en zanger van de groep 10,000 Things, opent als Ian Curtis de film met de woorden “Existence… well… what does it matter”. De toon is gezet. Control benadert de mythe Ian Curtis. Corbijn komt zo dichtbij als hij maar kan.
Corbijn ontmoet Ian Curtis twee of drie keer. In 1979 verhuist hij als jonge fotograaf naar Londen. Een van de eerste foto’s die hij daar maakt is de beroemde foto van Joy Division, op de rug gezien bij de ingang van een metrostation. Hij werkt daarna vaker met de groep en nog vaker met zijn opvolger, New Order. Corbijn wilde met nadruk geen muziekfilm maken. Om die reden slaat hij in 2001 een aanbod van producent Orian Williams af om het levensverhaal van Curtis te verfilmen. Pas in 2005, wanneer Williams de rechten van Touching From A Distance verwerft, wil Corbijn wel. Om het verhaal, maar ook omdat hij dan op een punt is gekomen waarin hij de fase wil afsluiten waarin zijn leven wordt gedomineerd door de verlangens en gevoelens uit zijn jeugdjaren.
Wanneer in juli 1979 Unknown Pleasures, het debuutalbum van Joy Divison uitkomt, lees ik de recensie in Muziekkrant Oor. De plaat verschijnt op het toonaangevende label Factory van entrepreneur, tv-presentator en centrale figuur in de Manchester scene, Tony Wilson. Mede door het werk van huisproducer en geniale gek Martin Hannett is het een hoogtepunt in de postpunk. Het vertaalt in tekst, muziek en geluid alles wat een met zijn bestaan worstelende jongeling kwelt.
De Westerse wereld verkeert in een crisis. Binnensteden vervallen, raken ontvolkt en worden het domein van junks en dealers, de werkeloosheid is torenhoog. De Koude Oorlog is nog steeds niet afgelopen en het nieuwste wapen om hem uit te vechten heet neutronenbom. De Berlijnse Muur is een metafoor, dansen op de vulkaan een begrip. En ondertussen maakt de ene na de andere postpunkgroep een donker en melancholiek meesterwerk.
Ik ben een week eerder geboren dan Curtis en identificeer me met hem. Op foto’s van onder andere Anton Corbijn zie ik de wanhopige, maniakale leegte in zijn grote ogen. Ik weet dan nog niet dat hij epilepticus is en dat een van de eerste nummers van Joy Division, She’s Lost Control, over een vrouw gaat die een aanval krijgt aan het bureau van Curtis tijdens zijn werk bij de Sociale Dienst. Een scène die ook te zien is in de film, net als aanvallen van Curtis zelf en de verwoestende invloed die ze hebben op zijn stabiliteit en gezinsleven.
Op de dag dat Joy Division optreedt in Paradiso, reis ik naar Amsterdam. Unknown Pleasures is net uitgekomen. Ik beluister de plaat in platenzaak Boudisque, ben volledig van slag, koop hem, stop hem in een bagagekluis van het station en ga ‘s avonds naar Paradiso. Daar zie ik, in een duisternis die alleen maar wordt doorboord door stralen wit licht, een bezwerend optreden van Joy Division. Curtis met zijn maniakale dans, die in de film zo goed wordt geïmiteerd door Riley. Het zwart-wit van de foto’s van Corbijn, het zwart-wit van de film, het zwart-wit van de tijd.
Curtis wordt een hoofdrolspeler en verhalen over hem dringen langzaam via de bladen en het geruchtencircuit door. Zo zou hij een verhouding hebben met de Belgische journaliste Annik Honore. Brussel is dichtbij. Het brengt Curtis dichterbij en maakt Honore tot een mysterieuze muze. In de film blijkt Deborah Woodruff dan al lang buiten zijn leven in Joy Division te worden gehouden. Als ze tijdens de opnames van het tweede album Closer op kosten van de groep naar Londen mag reizen, is het antwoord op de vraag waar ze dan moet slapen ontwijkend. Woodruff ziet af van de reis, betaalt van het geld de gasrekening en hoort pas later dat Curtis in die weken een appartement in Londen deelt met Honore.
En dan komt na het weekend van 18 mei 1980 de mokerslag, die ik daarvoor alleen maar heb gevoeld bij de dood van Jimi Hendrix en daarna alleen bij die van Kurt Cobain: het nieuws dat Ian Curtis aan de vooravond van de Amerikaanse tournee zelfmoord heeft gepleegd. Door ophanging. In de keuken, aan het touw van het wasrek. Hij wordt gevonden door Deborah. In de film is het de ultieme oplossing voor zijn existentiële crisis en de genezing van zijn ziekte. In het laatste beeld stijgt de camera hoger en hoger, langs een kerk, langs een engel, naar de hemel. Schaamteloos pathos. In werkelijkheid is het de oplossing van iemand die de verantwoordelijkheid voor zijn eigen leven niet aankon. Weet ik intussen.
Drie maanden later ben ik gitarist van Minny Pops. Ik bewonderde de Amsterdamse groep al sinds haar debuutalbum als de meest extreme Nederlandse groep ooit. Bovendien had Minny Pops net een single uitgebracht op Factory, het label van Joy Division. Ik ben trots en voel me veel dichter bij Curtis, de verpersoonlijking van mijn levensgevoel, ook al is hij dood. Zijn dood is juist de bestendiging ervan. Zijn levensgevoel de oorzaak van zijn dood. Maar ik kom nog dichterbij.
In september 1980 komt het bericht dat de resterende drie leden van Joy Division - aangevuld met de vriendin van drummer Stephen Morris - doorgaan als New Order. Ze doen een eerste optreden in Manchester voordat ze naar het vasteland van Europa komen. Naar Hal 4 in Rotterdam op 13 december 1980. En wij zijn het voorprogramma.
In Hal 4 hebben we gescheiden kleedkamers. Zowel in de zaal als backstage is de spanning te snijden. Er hangt een sfeer als in een crematorium. Ook ik ben verstijfd en durf geen woord tegen Bernard Sumner, Peter Hook en Morris te zeggen. Ook zij zwijgen. Ik beschouw het feit dat na ons optreden een deel van onze stuff uit onze kleedkamer is verdwenen maar als een vorm van contact.
We zijn daarna nog vaker het voorprogramma van New Order, zoals Minny Pops dat voor mijn tijd een aantal malen was van Joy Division. Het lukt me al die keren nauwelijks de stugge zwijgzaamheid van met name Sumner en Hook te doorbreken (Morris onderhoudt zich voornamelijk met zijn vriendin). Het blijft bij beleefdheden, grappen, oneliners. Over Curtis durf ik niet te beginnen. Zijn geest en zijn mythe drukken als een loden erfenis op deze drie gewone stervelingen. Ik merk het telkens wanneer ik ze zie en spreek.
Tot het moment waarop we samen een kleedkamer achter kippengaas moeten delen in de kelder van een club in Birmingham. Iedereen is tot het uiterste gespannen en zwijgt. Ik probeer op een stupide manier de spanning te doorbreken door Hook, die naast me zit, te complimenteren met zijn stropdas. “Oi Hooky, nice tie you got there”. Het blijkt zijn meest dierbare kledingstuk. Gedragen door een van zijn meest dierbare vriend op de avond dat hij zelfmoord pleegde. Dichter ben ik nooit bij Ian Curtis geweest. Peter Hook heb ik nooit meer gesproken.
Ian Curtis komt pas weer dichtbij wanneer ik Control zie. Heel dichtbij, geholpen door de muziek van Joy Division en die andere helden die het tijdsbeeld toonzetten. David Bowie – zijn Drive-In Saturday opent de film – Velvet Underground, Roxy Music, Kraftwerk, Sex Pistols, Buzzcocks, en natuurlijk Iggy Pop. En als persoonlijke noot van Corbijn de Haagse groep Supersister. Maar ik realiseer me tegelijkertijd dat de titel van de film eigenlijk in zijn tegendeel verkeert. He’s Lost Control. Over zijn leven en over zijn lichaam. Dat maakt hem niet alleen een verdoemde existentialist, maar ook een slappe zak.
Deborah Woodruff constateert het in Touching From A Distance rancuneus, ik constateer het met droge ogen. Mijn verlangen naar ontroostbaarheid is voorbij. Net als Anton Corbijn heb ik de fase waarin mijn leven wordt gedomineerd door verlangens en gevoelens uit mijn jeugdjaren afgesloten. Love Will Tear Us Apart? Ian Curtis is een mythe, Control is een mijlpaal.
Control gaat 9 oktober in première.
Anton Corbijn benadert de mythe van Ian Curtis
Gerard Walhof haalt herinneringen op bij Corbijn-film Control
9 oktober gaat de debuutfilm Control van Anton Corbijn in première. In zijn film benadert de regisseur de mythe van Joy Division-zanger Ian Curtis. Tijdgenoot Gerard Walhof haalt herinneringen op aan zijn eigen Ian Curtis.