Nederland is uniek, vanwege haar drugs-, prostitutie- en euthanasiebeleid, maar ook dankzij een infrastructuur van poppodia die andere landen doet verbleken. Toch wordt er juist aan die infrastructuur flink gesleuteld. Op dit moment zijn er meer dan vijftien concrete plannen voor her- of nieuwbouw van popzalen. Meer dan tien gaan over complexen die meer dan duizend bezoekers aankunnen, vaak verdeeld over meerdere zalen. Een magisch getal in de popwereld. Weinig bands trekken genoeg publiek om de nieuwe zalen te vullen, concludeerden boekers van internationale bands eerder al op 3VOOR12. En dus kunnen we hem ook in popland stellen: is Nederland vol?
Er is zeker een grens aan het aantal podia dat ons land kan herbergen, denkt Leon Zwaans. “We moeten er geen tien grote meer bijzetten.” De adviseur van vele nieuwbouwpodia en onderzoeker zwengelde onlangs de discussie aan over problemen bij nieuwe podia met een analyse van de knelpunten in de popsector. “In Friesland en Limburg zie ik wel nog ruimte, maar in Noord-Holland zit het nu echt vol.”
Zwaans gelooft dat je een markt tot op zekere hoogte ook kunt creëren. “Een podium moet niet bang zijn te investeren aan de onderkant. Dan kun je je eigen artiesten en publiek ook maken. Zo was ik laatst in P60 Amstelveen. Daar speelde een lokale band, voor de derde keer. De eerste keer was het leeg, nu zat de zaal halfvol. Dat publiek bouw je zelf op, maar het kost tijd en geld.”
De huidige en toekomstige podiumdirecteuren in het land geloven onverminderd in het slagen van hun eigen zaal, ook zonder grote internationale acts. De Bibelot in Dordrecht (klaar voor 1100 bezoekers in 2009), De Luxor in Arnhem (900 bezoekers in 2007) , Doornroosje in Nijmegen (1500 in 2010) of de Atak in Enschede (1000 in 2009), allemaal antwoorden ze hetzelfde: “We richten ons niet specifiek op internationale bands.” Of zoals Lineke Kortekaas van Luxor het zegt: “Het is de kers bovenop de slagroom bovenop de taart.”
Doornroosje-directeur Toine Tax geeft nog een andere reden aan om zich niet op die grote namen te richten: “Het is financieel niet zo interessant. Tuurlijk, als je de kans krijgt doe je het. Voor je publiek, dat dan een keer niet naar de Randstad hoeft om die grote internationale act te zien.” Dat het zijn club af en toe lukt - zoals onlangs bij The Fratellis - rekent hij vooral toe aan de goede contacten van zijn programmeur.
De Bibelot wil zich straks op de grote Nederlandse acts focussen. Directeur Van Wijngaarden hoopt De Dijk en Bløf weer te kunnen boeken: “Dat lukt nu niet. We moeten te veel entree vragen om het rond te breien. Als we een groter podium hebben, kan het wel weer.” Hij tekent erbij aan dat een grotere zaal ook een groter exploitatiebudget verlangt: “Anders gaat het niet.” Maar als die subsidieverhoging nu al wordt doorgevoerd, kan De Dijk ook weer geboekt worden, geeft hij toe.
Zo komen we bij de echte reden voor een nieuwe zaal, die voor veel podia geldt: “Het pand is oud en voldoet niet meer. Nieuwbouw is de enige optie." En als je dan toch opnieuw begint, waarom dan niet kijken of je een slag kunt slaan door een maatje groter te worden, zo is de gangbare gedachte.
Publiek kun je creëeren, stelt Zwaans. Maar het publiek moet straks ook kiezen uit een vol palet aan zalen. “We snoepen wel van elkaar”, geeft Rinze van der Wal van Atak in Enschede toe. Toch denkt hij dat de overloop wel meevalt. Juist de grote podia denken de tent te kunnen vullen met het lokale publiek. Atak, Doornroosje, Bibelot, Luxor en 013 zien de eigen stad als voornaamste bron en schatten het lokale aandeel op ongeveer tachtig procent. Het zijn de kleinere zalen die het van een grotere regio moeten hebben. De Nieuwe Nor in Heerlen biedt plek voor 350 mensen, maar heeft een cirkel van pakweg 15 kilometer om haar pand getrokken. De Gigant in Apeldoorn haalt haar 600 bezoekers uit een omtrek van 20 kilometer.
De schaalvergroting wordt soms ook overtrokken, vinden betrokkenen. Tax: “We zitten nu regelmatig tot aan de nok toe gevuld met zeshonderd bezoekers. In de toekomst moet de grote zaal op een goede dance-avond negenhonderd bezoekers trekken. Die sprong is niet overdreven groot.” Ook Bibelot relativeert de grootte van het nieuwe pand: “We betrekken het nieuwe pand samen met De Popcentrale. Wij zitten nu op 600, zij op 200. Dat wordt 800 en 300. Zoveel groter is het niet.”
Maar soms is de sprong wel flink. In Arnhem verrijst uit de oude Luxorbioscoop een popfabriek met ruimte voor 900 mensen, verdeeld over een grote (700) en een kleine zaal. Nog dit jaar moet het opengaan. Luxor is geen bestaande poporganisatie die een stapje vooruit zet. Directeur Lineke Kortehaas denkt dat het toch kan: “De stad is groot genoeg voor een podium van dit formaat. Nijmegen heeft er een, Apeldoorn heeft er een, wij niet.”
Kortekaas zegt vooral een culturele ambitie te hebben, maar koppelt die net als de Bibelot direct aan de subsidie: “De bescheiden subsidie verlangt dat we als ondernemer heel slim moeten opereren. We hoeven niet elke week uit te verkopen, maar makkelijk is het zeker niet.” Kortekaas geeft zichzelf een aantal jaar. “Als blijkt dat het te krap is, moet er meer geld bij of zullen we onze ambities bijstellen.”
Nieuw of oud, Frans Vreeke ziet mogelijkheden voor de grote popzalen. Vreeke was eerder interim-directeur bij Doornroosje in Nijmegen en Waterfront in Rotterdam en is naast producer van Noorderslag ook adviseur voor onderzoeksbureau Berenschot: "Het is niet vol in podiumland. Dat zie je aan het nog steeds toenemende aantal bezoekers. En het is te verklaren. Vroeger ging je alleen als jonge hond naar een popconcert. Nu is het iets wat je je hele leven blijft doen. Ook vijftigers gaan nog naar een concert. De markt is daardoor enorm gegroeid. Los daarvan zie ik ook weer veel meer animo voor optredens en bandjes bij jongeren."
Ook bij het aanbod ziet Vreeke kansen: "Grotere bands slaan Nederland steeds vaker over. Veel buitenlandse bands doen nog maar één optreden in Nederland. Maar je ziet ook andere ontwikkelingen. Het Nederlandse aanbod trekt tegenwoordig veel meer publiek dan voorheen, productiehuizen bieden interessant aanbod. Lokale en regionale talentenjachten doen het hartstikke goed op heel veel plekken. Kleinere podia kunnen kritisch programmeren, grotere zalen moeten misschien een ruimere definitie hanteren. Maar is er iets mis met de Rob Acda Award of de winnaar van X-Factor die een clubtournee wil doen? Hoe elitair mag je zijn? Zoiets trekt geheid volle zalen. Inhoudelijk kun je er van alles van vinden, maar bedrijfsmatig zijn dat hele goede avonden voor een club.”
Is Nederland vol?
De verpletterende ambities van popzalen
Op dit moment zijn meer dan vijftien steden bezig met de her- of nieuwbouw van een poppodium. Bij meer dan tien gaat het om complexen die meer dan duizend bezoekers kunnen huisvesten. Verplettert het Nederlandse podiumcircuit zichzelf met megalomane ambities, of beleven we de groeistuipen van een professionaliserende sector?