Het begon in 1998 met de opening van 013, een moderne popzaal midden in het centrum van Tilburg. Een speciaal ontworpen gebouw, waarin alle bouwkundige technieken gebruikt zijn die een popzaal nodig heeft. Drie jaar later opent in Amsterdam Zuid-Oost de Heineken Music Hall, een zaal met een capaciteit van zo’n 5.000 bezoekers. Anno 2006 heeft bijna elke zichzelf respecterende stad een moderne muziekaccommodatie, van Haarlem tot Eindhoven, van Den Haag tot Breda.
Hoog tijd voor een boek, volgens Allard Jolles, voorheen muzikant (in o.a. Claw Boys Claw), tegenwoordig vooral bezig met architectuur: “Niemand beseft dat we met die nieuwe zalen een gebouwtype hebben ontwikkeld dat uniek is in de wereld. In Engeland speel je gewoon in een café, in Berlijn in een discotheek.”
Dat boek, getiteld Hey Ho Let’s Go (Poppodia in Nederland), wordt op Noorderslag gepresenteerd. Naast Jolles leverden Jaap van Beusekom (NPI) en Hester Carvalho (NRC) bijdragen. Het biedt een beknopte geschiedenis van poppodia in Nederland, maar vooral een uitgebreide beschrijving van de moderne zaal en uitgebreide portretten van 17 zalen in Nederland. Het is een wonderlijke transformatie, van oude fabrieken en boerderijen naar blinkend nieuwe professionele gebouwen. De capaciteit is over het algemeen sterk toegenomen, net als de kwaliteit van de faciliteiten.
Terwijl veel architecten tegenwoordig met zogeheten historiserende architectuur teruggrijpen naar een oude uitstraling, hebben de popzalen vrijwel zonder uitzondering een moderne aanblik. Logisch, vindt Jolles: “Ze hebben allemaal al in oude panden gezeten. Je kunt nu eindelijk het popbedrijf in de gevel tot uitdrukking brengen. Maar het belangrijkste is het neutrale kader dat zo’n zaal nodig heeft. Je moet er een reggae-act kunnen zien, maar ook een gitaarband.”
Uiteraard wordt bij het bouwen van een nieuwe zaal goed gekeken hoe voorgangers te werk zijn gegaan. De popzaal van de 21ste eeuw kent zo zijn vaste snufjes: “Belangrijkste is het black box principe, of doos-in-doos. Je bouwt een betonnen zaal en daaromheen de gevel. In de ruimte daartussen heb je plek voor je interne logistiek, publieksstroom, noem maar op. Bovendien is het geluiddicht.” Een zaal moet ook zijn exploitatie goed regelen. Het grootste probleem van het huidige Tivoli in Utrecht is bijvoorbeeld dat er met geen mogelijkheid een vrachtwagen voor de deur kan laden en lossen. Het nog te bouwen Muziekpaleis krijgt daarvoor een ondergrondse tunnel. Bijna alle zalen beschikken tegenwoordig over een balkon dat open en dicht kan, waardoor de capaciteit van de zaal flexibel is.
Wat is de meest geslaagde nieuwbouwzaal volgens Jolles? “Patronaat is een typisch voorbeeld van de kracht van de Nederlandse architectuur: op een heel beperkte ruimte heel veel doen. Er zijn niet alleen twee zalen boven elkaar gebouwd, er is ook inpandig ruimte om een vrachtwagen te parkeren. En daarbij is ook nog rekening gehouden met omwonenden.” Daarnaast noemt Jolles de Heineken Music Hall, een zaal die door popliefhebbers even vaak opgehemeld als verguisd is. “Je kunt natuurlijk de binnenstedelijke snob uithangen en alleen naar Paradiso gaan. Dat snap ik wel. Maar voor veel andere mensen is het een waanzinnig ding. Als je ziet wat het eigenlijk is, een grote grijze hangar, dan vind ik het verdomd knap wat Frits van Dongen (architect, red.) ermee gedaan heeft.”
De vernieuwing van het poplandschap zal nog wel even doorgaan. Dit boek moet dienen als inspiratiebron: “Het boek moet leuk zijn om te lezen, je moet zin krijgen in bier en in een concert. Maar het is ook bedoeld om architecten eens een stukje te laten lezen. Dat zou goed voor ze zijn.” Eén zaal ziet Jolles voorlopig nog niet veranderen, Vera in Groningen: “Peter Weening heeft daar zijn eigen Asterix-dorpje.”
Hey Ho Let’s Go (Poppodia in Nederland) verschijnt bij NAi Uitgevers en wordt op 12 januari om 12:00 uur gepresenteerd op Noorderslag.
Hoog tijd voor een boek, volgens Allard Jolles, voorheen muzikant (in o.a. Claw Boys Claw), tegenwoordig vooral bezig met architectuur: “Niemand beseft dat we met die nieuwe zalen een gebouwtype hebben ontwikkeld dat uniek is in de wereld. In Engeland speel je gewoon in een café, in Berlijn in een discotheek.”
Dat boek, getiteld Hey Ho Let’s Go (Poppodia in Nederland), wordt op Noorderslag gepresenteerd. Naast Jolles leverden Jaap van Beusekom (NPI) en Hester Carvalho (NRC) bijdragen. Het biedt een beknopte geschiedenis van poppodia in Nederland, maar vooral een uitgebreide beschrijving van de moderne zaal en uitgebreide portretten van 17 zalen in Nederland. Het is een wonderlijke transformatie, van oude fabrieken en boerderijen naar blinkend nieuwe professionele gebouwen. De capaciteit is over het algemeen sterk toegenomen, net als de kwaliteit van de faciliteiten.
Terwijl veel architecten tegenwoordig met zogeheten historiserende architectuur teruggrijpen naar een oude uitstraling, hebben de popzalen vrijwel zonder uitzondering een moderne aanblik. Logisch, vindt Jolles: “Ze hebben allemaal al in oude panden gezeten. Je kunt nu eindelijk het popbedrijf in de gevel tot uitdrukking brengen. Maar het belangrijkste is het neutrale kader dat zo’n zaal nodig heeft. Je moet er een reggae-act kunnen zien, maar ook een gitaarband.”
Uiteraard wordt bij het bouwen van een nieuwe zaal goed gekeken hoe voorgangers te werk zijn gegaan. De popzaal van de 21ste eeuw kent zo zijn vaste snufjes: “Belangrijkste is het black box principe, of doos-in-doos. Je bouwt een betonnen zaal en daaromheen de gevel. In de ruimte daartussen heb je plek voor je interne logistiek, publieksstroom, noem maar op. Bovendien is het geluiddicht.” Een zaal moet ook zijn exploitatie goed regelen. Het grootste probleem van het huidige Tivoli in Utrecht is bijvoorbeeld dat er met geen mogelijkheid een vrachtwagen voor de deur kan laden en lossen. Het nog te bouwen Muziekpaleis krijgt daarvoor een ondergrondse tunnel. Bijna alle zalen beschikken tegenwoordig over een balkon dat open en dicht kan, waardoor de capaciteit van de zaal flexibel is.
Wat is de meest geslaagde nieuwbouwzaal volgens Jolles? “Patronaat is een typisch voorbeeld van de kracht van de Nederlandse architectuur: op een heel beperkte ruimte heel veel doen. Er zijn niet alleen twee zalen boven elkaar gebouwd, er is ook inpandig ruimte om een vrachtwagen te parkeren. En daarbij is ook nog rekening gehouden met omwonenden.” Daarnaast noemt Jolles de Heineken Music Hall, een zaal die door popliefhebbers even vaak opgehemeld als verguisd is. “Je kunt natuurlijk de binnenstedelijke snob uithangen en alleen naar Paradiso gaan. Dat snap ik wel. Maar voor veel andere mensen is het een waanzinnig ding. Als je ziet wat het eigenlijk is, een grote grijze hangar, dan vind ik het verdomd knap wat Frits van Dongen (architect, red.) ermee gedaan heeft.”
De vernieuwing van het poplandschap zal nog wel even doorgaan. Dit boek moet dienen als inspiratiebron: “Het boek moet leuk zijn om te lezen, je moet zin krijgen in bier en in een concert. Maar het is ook bedoeld om architecten eens een stukje te laten lezen. Dat zou goed voor ze zijn.” Eén zaal ziet Jolles voorlopig nog niet veranderen, Vera in Groningen: “Peter Weening heeft daar zijn eigen Asterix-dorpje.”
Hey Ho Let’s Go (Poppodia in Nederland) verschijnt bij NAi Uitgevers en wordt op 12 januari om 12:00 uur gepresenteerd op Noorderslag.