LVC wacht tot 2014 geduldig op nieuw Leids popcentrum

Ruud Visser: "Een popzaal moet helemaal geen sfeer hebben"

Als het aan LVC-directeur Ruud Visser ligt, komt een nieuw Leids popcentrum er eerder dan 2014, het geplande jaar van oplevering. Dat moet ook wel, want het zal voor het LVC (Leids Vrijetijd Centrum) moeilijk worden nog zeven jaar in het huidige verouderde pand te blijven. "Verhuizen naar een tijdelijke locatie is geen optie", zegt Visser vastbesloten.

Ruud Visser: "Een popzaal moet helemaal geen sfeer hebben"

Geduld is een schone zaak, luidt het bekende spreekwoord. Als er een podiumdirecteur in Nederland is die de laatste jaren geduld heeft moeten hebben, is het wel Ruud Visser. Sinds 15 jaar is hij directeur van poppodium LVC, ongeveer even lang wacht hij al op het moment dat het LVC kan verhuizen naar een nieuw onderkomen dat voldoet aan de eisen van deze tijd. Verschillende ambitieuze centrumplannen van het stadsbestuur, met daarin een plek voor het LVC, zijn de afgelopen jaren de prullenbak ingegaan. Waarna de zoektocht naar een nieuwe locatie voor het LVC opnieuw kon beginnen.

Die is nu gevonden: de gemeente Leiden wil middenin de binnenstad voor circa 15 miljoen euro een popcentrum bouwen in oud fabriekspand, het zogeheten Nobel-complex. Naast het LVC moeten ook andere Leidse popinstellingen daar onderdak vinden, zoals de oefenruimtes in het Muziekhuis, concertzaal Q-Bus, Cultureel Centrum De X en organisaties die nu nog op verschillende plekken in de stad evenementen houden. Het vermoedelijke jaar van oplevering: 2014. Dat duurt dus nog even. “Ach, ik ben al 15 jaar aan het knokken voor een nieuw onderkomen”, zegt Visser. “Dan kan deze periode er ook nog wel bij. Er is nu in ieder geval een wethouder van cultuur waarmee ik op een lijn zit. Dat is al heel wat.”

Visser kan nog zoveel geduld hebben, het is de vraag of het LVC tot 2014 in het verouderde gebouw aan de Breestraat kan blijven. Met het wegwerken van wat achterstallig onderhoud moet dat volgens hem wel lukken. “We vragen geen dure aanpassingen, alleen wat nodig is om de periode tot 2014 te overbruggen. Ons gebouw is nu niet geluidsdicht. Dus willen we graag nieuwe, zwaardere nooddeuren. Verder zou een nieuw ventilatiesysteem en een andere vloer mooi zijn. De gemeente mag ons daar best in bijstaan. Het is nooit onze wens geweest om hier nog tot 2014 te zitten.”

Uitwijken naar een andere, tijdelijke locatie, mochten de kosten voor de gemeente Leiden te hoog uitvallen, is voor Visser absoluut geen optie. “Dan moet je naar een pand waar je heel veel moet aanpassen om het geluidsdicht te krijgen en je moet weer vrienden worden met je buren. Dan kun je daar beter permanent blijven zitten. Ik ben wel voor een versneld bouwproces. Dat moet kunnen als we meteen goede gesprekken voeren met de buurtbewoners van het Nobel-complex. Die hebben al gezegd niet tegen een popcentrum te zijn, dus ik sta te popelen om met ze te gaan praten.”
Visser ziet voor een deel al helemaal voor zich hoe een nieuw Leids popcentrum er van binnen uit moet zien. “Bij binnenkomst sta je direct in een café dat tegelijkertijd het balkon is van de grote zaal voor 600 à 700 mensen. Het café kun je ook afscheiden van de grote zaal om er lokale concerten te organiseren. En dan is er nog een kleine zaal met een aparte ingang voor andere, kleinere concerten en evenementen.”

Hoe de voorbereidingen de komende jaren ook zullen lopen: één ding wil Visser pertinent niet: een duurbetaalde, ambitieuze architect die het gebouw ontwerpt. “Ik schrok me rot toen ik dat boek Hey Ho Let’s Go over Nederlandse popzalen las. Architecten willen blijkbaar gebouwen met fraaie glazen puien en mooie doorkijkjes. Prachtig hoor, maar een zaal moet eigenlijk helemaal geen sfeer hebben. ik wil gewoon een kaal, zwart hok. De sfeer moet helemaal worden bepaald door de band die speelt of de dansavond die bezig is.”