En ja hoor: Matthew Herbert flikt het hem weer. De Britse elektronica-pionier levert voor de zoveelste keer een album af, dat zowel neuzelende knoppendraaiers als huppelende handtasdraagsters weet te bekoren. Die laatste groep ging massaal overstag na het horen van Roisín Murphy's laatste langspeler, die geheel dreef op de karakteristieke fröbelfunk van Herbert. Want hij verstaat als geen ander de kunst experimentele geluiden toegankelijk te maken voor een breed publiek. Dat heeft hij grotendeels te danken aan de invloed van zijn vriendin Dani Siciliano, die al een jaar of zeven zijn tracks voorziet van zoetgevooisde vocalen. Ook op Herberts nieuwe album Scale neemt Siciliano een prominente rol in. Het resultaat is een gelaagd album, dat zowel voor de liedjesliefhebber als voor de clicks-'n-cuts-fanaat een hoop te bieden heeft.
Eigenwijsheid loopt als een rode draad door het oeuvre van Herbert. Toen hij ruim tien jaar geleden zijn eerste grote publieke optreden gaf, bestond zijn instrumentarium uit een sampler en een zak chips. In de tien jaar die volgden experimenteerde Herbert met de meest uiteenlopende muzikale genres en 'instrumenten'. Tussen aanhalingstekens, want voor Herbert stelt al wat geluid produceert zich kandidaat voor zijn tracks. Op het kleine meesterwerk Around The House uit 1998 incorporeerde hij alles van wasmachine tot tandenborstel in de muziek. Plat Du Jour van twee jaar terug bestond uitsluitend uit geluiden van eten en de verpakking eromheen. Herbert houdt nu eenmaal van een uitdaging. In 2000 stelde hij de zogenaamde Personal Contract For The Composition Of Music op. In het manifest verbood hij zichzelf ooit synthetisch nagebootste instrumenten of voorgeprogrammeerde geluiden te gebruiken in zijn tracks. Een omslachtige manier van werken als je bedenkt dat tegenwoordig vrijwel iedereen de presets op zijn computer gebruikt. Maar mocht Herbert ooit de Sinatra uit willen hangen, dan kan hij tenminste met recht zingen: "I did it my way!"
Ook het elftal tracks op Scale is doorspekt met vreemde geluiden. Eerst denk je het tikken van een wekker te ontcijferen, bij de intro van het zwoele We're In Love. Dan het rumoer van een vogelrijke volière op Birds Of A Feather. De funk overheerst op Moving Like A Train. Disco-achtige strings vergezellen het achtergrondkoortje dat Siciliano begeleidt. Harmonise doet sterk denken aan Ruby Blue van Roisín Murphy. Qua zangstijl hebben de twee vrouwen dan ook erg veel van elkaar weg. Maar Scale is veel poppier dan voorgaande albums, orkestraal bij vlagen. En zoals het ieder popalbum betaamt, heeft Herbert hier een ballad ingepland. Op Wrong neemt hij plaats achter de piano voor een kort stukkie levenslied.
"I wish I wasn't alone.
I wish something inside me could be grown of yours, of course.
I wish my heart wasn't a stone.
That I wouldn't feel all the things I do, that's true.
Something could grow on and on.
Somebody here knows how to be strong.
Someone in love has gone, what's wrong."
Scale is een gevoelig en persoonlijk album geworden. Meer dan in het verleden zal het een breed poppubliek gaan aanspreken, dankzij de mooie songs die er op schitteren. Maar ook de studio-engineer zal in de diepere lagen genoeg bijzondere geluidsstructuren ontdekken om nog lang op te teren. En daarom precies is Scale deze week Disque Pop De La Semaine.
3VOOR12 recenseert Disque Pop (week 22): Herbert
Neuzelende knoppendraaiers en huppelende handtasdraagsters opgelet!
Op Scale laat de Britse elektronica-pionier Matthew Herbert een poppier kant van zichzelf zien. Door de stem van Dani Siciliano wordt het album niet alleen interssant voor de diehard elektronicafan, maar ook voor degene die van een degelijke song houdt.