Belle & Sebastian klinken stoerder door het vele toeren

Drummer Richard Colburn: “Vroeger hield ik me koest op de achtergrond”

Tot voor kort kon je er een taart om verwedden: Belle & Sebastian-fans zijn lief en een tikkeltje verlegen. Maar op hun alweer zevende studio-album tappen de Schotse indiehelden uit een ander vaatje: ze klinken een stuk stoerder. Drummer Richard Colburn weet waarom hij harder kan slaan: "Door het vele toeren en het gebruik van oormonitoren live hebben we meer zelfvertrouwen gekregen."

Drummer Richard Colburn: “Vroeger hield ik me koest op de achtergrond”

Tien jaar na de release van debuut Tigermilk is het Schotse Belle & Sebastian uitgegroeid van een klein indiebandje tot een heuse merknaam, compleet met eigen ringtones. Dus niet alleen meer aan hun opvallende t-shirtjes herken je hun verstokte fans. 'Zelfs wij nemen deel in de ringtone revolutie', heet het op hun website. Een welkom in het heden, ook al flirt de band nog steeds met popstijlen uit vervlogen tijden. "Toen we begonnen, pasten we nog in twee kleine bestelbusjes. Nu verplaatsen we ons met grote vrachtwagens en toerbussen. Wat is er gebeurd? Mijn drumstel is echt niet groter geworden...", grapt drummer Richard Colburn. De band die de reputatie had om haar bandleden niet op publiciteitsfoto's prijs te geven, laat staan interviews te geven met popbladen, is ditmaal uitgezwermd over Europa om promotie te maken voor hun nieuwe album The Life Persuit. Nederland vallen de drummer en bassist ten deel. Laten we met een geliefd onderwerp van een nieuw Belle & Sebastian-album beginnen: het hoesontwerp. Colburn kan er helaas maar weinig over kwijt, want dat vakgebied is geheel en al de hobby van zanger Stuart Murdoch. Wat hij wel weet, is dat het wat te maken heeft met de jaren zestig reclameposters voor het Schots verkeersbureau en dat de drie charmante meisjes op de foto wederom gerecruteerd zijn uit hun kennisssenkring. Waarover Colburn wel wat te melden heeft is het nieuwe robuustere geluid van het album. Ditmaal lijkt de band te flirten met de ritmes van T-Rex, Sly & the Family Stone en David Bowie. "Ik speel een stuk luider nu, vroeger hield ik me altijd in om op de achtergrond te blijven", weet Colburn. Het vele toeren na het succesvolle album Dear Catastrophe Waitress heeft de band meer zelfvertrouwen gegeven. "We gebruiken nu ook oormonitoren, waardoor je harder kunt spelen." Een andere mogelijke verklaring is dat de Amerikaanse producer Tony Hoffer (ondermeer bekend van Beck, Air en Supergrass) het meer als popalbum heeft willen laten klinken en daarom de ritmesectie een tandje hoger heeft gezet in de mix. Opnemen in het zonnige Los Angeles is nogal een verschil met het druilerige Glasgow, al heeft de hardwerkende band er weinig van gemerkt. Colburn: "We werkten 13 uur per dag, zeven dagen per week, het werkethos van L.A. spreekt me erg aan." De kostenbewuste Schotten hadden vooraf maarliefst een half jaar geoefend op de arrangementen om geen dure studiotijd te verknoeien. Of de vaak zo timide Belle & Sebastian-fans ook meegroeien met het stoerdere imago weet Colburn niet. "Ze zijn in ieder geval altijd creatievelingen en ik moet de eerste nog in de kleedkamer tegenkomen, die onsympathiek is". Soms gaan ze wel wat ver door hun kinderen Belle of Sebastian te noemen. Colburn lachend: "Ik ga mijn kind toch ook geen Bon Jovi noemen...". Luister naar het hele interview uit het programma Dubbel Check.