Een beroemde of geniale vader of moeder, je zult het maar hebben. Vooral als je in hetzelfde vakgebied opereert als je naamgever. Sean en Julian Lennon (van John), Carnie Wilson (van Brian) of Ziggy Marley (van Bob); ze hebben er allemaal last van. Nooit zul je een recensie van het kroost tegenkomen zonder dat daar vergelijkingen met het werk van paps in getrokken worden. Rufus Wainwright is singer/songwriter en de zoon van Canadees Loudon Wainwright III. Maar hij hoeft niet bang te zijn voor de vergelijkende toets. Geheel op eigen kracht maakte hij het betoverende Want Two.
Het vak van zijn vader afkijken zat er voor de jonge Rufus niet echt in. Zijn ouders gingen uit elkaar en hij groeide op bij zijn moeder in Montreal. Evengoed begon hij op zijn zesde met pianolessen en toerde hij al op zijn dertiende met zijn zus, moeder en tante in een orkestje door het land. Wainwright ontwikkelt een muzieksmaak die sterk beïnvloed is door cabaret. Vader Loudon geeft zoon Rufus een zetje in de rug als hij een demo aan voormalig Brian Wilson tekstschrijver Van Dyke Parks stuurt. Deze brengt het onder de aandacht van de grote platenbazen en een muziekcarrière is een feit.
‘Want Two’ is het vierde album sinds 1998 en het tweede deel van een dubbelalbum –Want One verscheen september 2003. Dat Loudon Wainwright juist zijn vriend Van Dyke Parks koos om de muziek van zijn zoon onder de aandacht te brengen is niet vreemd. De theatrale vorm van liedjes schrijven van Rufus heeft raakvlakken met Brian Wilsons Smile, waar Parks de teksten voor schreef. Dertig jaar geleden schreef hij in Surf’s Up: Columnated ruins domino. ‘Want Two’ begint met Agnus Dei waar Latijn ook de voertaal is. Pop en een klassieke taal gaan wonderwel samen.
Het is niet de enige keer dat er wonderlijk gecombineerd op Want Two. De fraaie popsong Little Sister is gebouwd op een barok strijkorkestje en in The Art Teacher wordt geschermd met de namen van Rubens en Rembrandt. Het hoorngeschal dat halverwege opzet, doet sterk denken aan The Polyphonic Spree. Verder op het album veel violen, cello’s, bassen, toetsen en piano. Want hoewel Rufus een eenmansband is, doet er een heel leger aan gastmuzikanten mee. Door die klassieke invulling krijgt Want Two een sombere toon, maar wie goed luistert hoort sprankelende liedjes. Gay Messiah is er zo één. En ja ja, Rufus Wainwright is dus een homo.
In Waiting For A Dream gaat de klassieke, intieme benadering enigszins overboord en kiest Wainwright voor een psychedelische, dromerige invulling met aanvankelijk een flinke echoput aan galm over de zang. Crumb By Crumb is vervolgens weer vederlicht en heeft naast de olijke mondharp een easy doo-wop koortje.
Wie Want Two wil duiden is wel eventjes bezig. Tijdens de dertien nummers hoor je invloeden uit heden en verleden langskomen. Brian Wilson is een grote, ook Mozart, The Magnetic Fiels, Polyphonic Spree en Thom Yorke. Het resultaat is evengoed origineel en zeer geslaagd te noemen. Gevreesde kleinkunst blijft goddank uit. En misschien is wel de grootste verdienste dat het album het overbodig maakt ook maar enige vergelijking met Vadertje Loudon te trekken.
3VOOR12 recenseert Disque Pop (week 10): Rufus Wainwright
Want Two doorstaat vergelijkende toets met pa met verve
Als kind van een begenadigd muzikant ben je al gauw het haasje. Vooral als je een carrière in hetzelfde vakgebied ambieert. Rufus Wainwright maakt met zijn vierde album Want Two –tevens deel twee van een tweeluik- een mooi album vol cabaretesk aandoende liedjes zonder dat het naar kleinkunst gaat ruiken. En belangrijker: zonder dat de vergelijking met Vader Loudon zich continu opdringt. Het album is deze week Disque Pop.