U2 komt! Drie shows in de Amsterdamse Arena. Alle honderdvijftigduizend kaarten met prijzen tussen de vijftig en zeventig euro vlogen zaterdag 5 februari binnen anderhalf uur de deur uit. Niemand maalde om de prijzen.
Het Concertgebouworkest gaat met haar ticketprijzen in de toekomst ook richting de zeventig euro. Door een subsidiekorting 5 ton euro schieten de prijzen soms met wel 25% omhoog. En worden dus bijna net zo duur als een kaartje voor U2. Zou het Concertgebouworkest net zo veel subsidie krijgen als U2 - namelijk niks - dan komen die prijzen zelfs rond de honderdtwintig euro te liggen volgens een medewerker van het orkest. Omgekeerd had een U2 misschien wel naar de veertig euro gekund als het Rijk er iets bij zou leggen.
Maar het Rijk legt er niets bij. Omdat het niet hoeft. Was de prijs het dubbele, dan had het misschien drie uur geduurd zeggen ingewijden. Op de zwarte markt duiken al tickets op voor prijzen van honderdvijftig euro en meer. En ook die bedragen worden grif neergeteld. Bovendien is Bono en zijn gevolg multimiljonair. En concertorganisator Mojo onderdeel van een beursgenoteerd bedrijf dat dikke winsten draait. Het concertgebouworkest heeft honderdzestig mensen in vaste dienst die een gemiddeld HBO-salaris verdienen. De subsidie verdwijnt met andere woorden niet in de zakken van een paar grootverdieners.
Een ander bekend argument: zonder subsidie zou het Concertgebouworkest niet meer bestaan. Jaap van Beusekom van het Nationaal Popinstituut wordt daar altijd boos over. Hij roept al jaren dat het schandalig is dat op elke stoel bij een operaconcert of andere performance in de ‘hogere kunsten’ flink wat geld wordt toegelegd, terwijl dat bij de popmuziek in verhouding minimaal is. “Ik zeg niet dat je moet stoppen met het subsidiëren van de opera of het ballet. Maar als je als argument opvoert dat je het betaalbaar wilt maken, moet je U2 ook subsidiëren. Of Tom Waits. Die kaartjes kostten laatst honderd euro per stuk! Wie daar rijk van wordt, is dan niet belangrijk.”
Dat bepaalde kunsten verdwijnen als je stopt met subsidiëren, weet Van Beusekom niet. Het tegenovergestelde durft hij ook niet te beweren: “Ik zeg alleen dat de verhouding belachelijk scheef is en dat we het daar eens over zouden moeten hebben. Maar als je je dat hardop afvraagt, ben je meteen een cultuurbarbaar. Het is onbespreekbaar.”
Bespreekbaar of niet, het blijft het verhaal van de appel en de peer. Maar hoe belachelijk ook, toch is de vergelijking niet zo onwerkelijk meer. Het Ministerie van OC&W ziet in haar toekomstplannen voor elke sector het liefst één gesubsidieerde ondersteunende instelling. Muziek, film en theater, dat zijn zo ongeveer de categorieën waarin je dan moet denken. Veel verder gaat de verfijning vooralsnog niet. Eenzelfde centralisatie is nu al doorgevoerd bij de grote subsidiefondsen. Waren er vroeger potjes voor allerlei disciplines binnen de muziek, tegenwoordig is er een Fonds voor Podium Programmering en Marketing en een Fonds voor Amateurkunst en Podiumkunst. Pop-, jazz- en klassieke muzikant of producent, ze staan tegenwoordig in dezelfde rij voor het loket met hun subsidieaanvraag. En moet iemand aan de andere kant beslissen wat belangrijker is, de appel, of de peer.
Maarten Altena, modern klassiek componist en liefhebber van experimentele muziek, tourt met zijn eigen ensemble regelmatig langs de Nederlandse schouwburgen. Vorig jaar deed hij samen met Solex een eenmalig project. Hij schat dat de toegang voor zijn voorstellingen, tussen de zeven en twintig euro kosten, maar zeker weten doet hij het niet. Hij vreest de strijd aan het loket met de popmuziek niet: “Omdat het geen strijd is. De popmuziek wint het toch. Popmuziek wordt gemaakt om publiek te trekken. Waarmee ik helemaal niet wil zeggen dat het slecht is. Dat is nonsens natuurlijk. Maar het bestaan van het een diskwalificeert niet het bestaan van het ander. “Ik zou het jammer vinden als subsidie alleen nog een beloning is voor het trekken van veel publiek. Er zijn ook voortrekkers die weinig bezoekers trekken, maar wel iets doen wat anderen overnemen. Ook dat is een belangrijke functie.”
Altena vindt wel dat Nederland een betrekkelijk luxe land is. “In de VS heb je nagenoeg geen subsidies. Daar zijn clubs en concertzalen die op eigen kracht zoiets inkopen. Het gekke is dat als iets duurder wordt, je je juist meer als een consument gaat gedragen. Ik betrapte mezelf daarop. Ik was in Engeland, ging naar een voorstelling van Bill T. Jones. Dat was heel duur. In het buitenland doe je dat op de een of andere manier wel, terwijl je het in Nederland al snel te veel vindt. Maar ik betrapte me er wel op dat ik me als een consument van luxe goederen gedroeg. Ik heb me enorm lopen opwinden over het feit dat de airco veel te hard aanstond.” Dat zal bij U2 gelukkig wel meevallen als het dak openstaat.
Concertgebouw Orkest komt in de buurt van U2
Pop versus kunst in subsidieland
Twee grootheden in hun genre: U2 en het Concertgebouworkest. De één verkocht drie Arena’s uit in pakweg anderhalf uur. Honderdvijftigduizend kaartjes tussen de vijftig en zeventig euro. De ander gaat in de nabije toekomst ook prijzen tot bijna zeventig euro vragen nu de subsidiekraan ietsje dichter is gedraaid. 3VOOR12 nam de appel en de peer en legde ze naast elkaar.