Disque Pop De La Semaine (week 38): Nick Cave & The Bad Seeds

Geloof, hoop en…nou ja, ook weer blues op Abattoir Blues / Lyre of Orpheus

Al vanaf het begin van zijn muzikale carrière wist Nick Cave waar het uiteindelijk heen moest. Hij moet ervan gedroomd hebben om zich uiteindelijk te scharen tussen de grote chanteurs van de wereld. Vandaag is het eindelijk zover. Het dubbelalbum Abattoir Blues / Lyre of Orpheus is deze week Disque Pop De La Semaine.

Geloof, hoop en…nou ja, ook weer blues op Abattoir Blues / Lyre of Orpheus

Hoe punkrock zijn muziek met de Birthday Party begin jaren 80 ook was, in zijn gedachten was hij al de dandy met Brylcream in het haar, strak in het in pak en met een bos rozen in de hand waartoe hij later daadwerkelijk zou uitgroeien. Op zijn derde album als Nick Cave And The Bad Seeds uit 1986 ‘Kicking Against The Pricks’ covert hij de grote namen uit de Amerikaanse muziekgeschiedenis: onder anderen Cash, Leadbelly, Reed, Hooker en Orbinson. Het album werd destijds afgedaan als een flauw tussendoortje. Maar eigenlijk mag je stellen dat het de opmaat is geweest van liedjesman Cave om op gelijke hoogte met datzelfde rijtje te komen. Cave bracht de afgelopen twintig jaar met grote regelmaat albums uit. Ook schreef hij twee boeken. Rode draad in zijn werk zijn religie, dood en liefde. Zware kost dus. Maar Cave had het dan ook niet makkelijk met zichzelf en met de wereld om hem heen. Tel daarbij op dat zijn zwaar-op-de-hand-zang veelal door niet meer dan een donkere piano werd begeleid en je kunt wel nagaan dat albums van Nick Cave voor menigeen een zware kluif waren. Er lijkt iets veranderd in het leven van Cave. Wanhoop en depressie maken op het dubbelalbum Abattoir Blues / Lyre of Orpheus plaats voor geloof, hoop en … nou ja, toch ook weer blues. Hoewel, de ondertoon is ditmaal anders. Vooral op Abattoir Blues. Misschien komt het door het roze binnenhoesje waar de cd inzit, dat het lijkt of de negen nummers bol staan van de verliefdheid. Opener ‘Get Ready For Love’ is up-tempo, gejaagd en klinkt of Cave met het halve gospelkoor achterna gezeten wordt door een heel legioen van Cupido’s die de pijlen gericht heeft op de Bad Seeds. Het tweede schijfje, Lyre of Orpheus, is meer Cave zoals we hem de laatste jaren leerden kennen: donker met een kalere bezetting. Alleen op Supernaturally rockt hij op Spaanse manier de pan uit. Maar voor de rest wordt er meer rekening met de buren gehouden dan op Abattoir Blues. De gospelkoortjes blijven er gelukkig in. Zoals op Hiding All Away met het funky gospelgevoel dat je ook wel op Acme van Jon Spencer of op Play van Moby tegenkomt. Cave heeft het echte licht gezien. Niet meer het gevoel of je tot je knieën in de klei van de hel staat. Of het gevoel dat je eerst een stapel standaardwerken moet lezen voordat je ‘begrijpt’waar Cave het eigenlijk over heeft. There She Goes, My Beautiful World lijkt wel voor een rockopera te zijn geschreven. Sterker nog, het is alsof het regelrecht uit Jesus Christ Superstar komt. Halleluja! Nature Boy is de eerste single van het album: een klassieke popsong uit ‘The Great American Songbook’. Dat Cave op Abattoir Blues / Lyre of Orpheus een stuk toegankelijker klinkt dan voorheen komt misschien wel doordat langgediende Neubaut Blixa Bargeld uit de opstelling is verdwenen. En daardoor is de inbreng van Mick Harvey –die met die voorliefde voor Serge Gainsbourg- wat groter geworden. Misschien. Feit is dat het album Cave eindelijk brengt waar hij in 1986 nog van droomde: op grote hoogte met de grote zangers die het grote lied brengen.