De troost die muziek biedt, blijft uiterst merkwaardig. Als ik op ontploffen sta van woede, draai ik natuurlijk wel eens een flardje Geto Boys, om de Uzi’s eens lekker door de kamer te laten knallen. Maar woede verleidt me even snel tot het grijpen naar mistroostige liederen van losers die ‘er echt niet meer tegen kunnen’. Of naar oude nummers die op het eerste gezicht kant noch wal raken gezien mijn emotionele staat, maar die met troostende herinneringen komen, me mild maken, of gedramatiseerde vergetelheid bieden.
Ik bedoel maar: liefdesverdriet is bijvoorbeeld ook lekker te behandelen met een fijne seksistische rap (‘I’m giving you jimmie bitch, so what could me better bitch!’), de gitaarsolo uit Sweet Child Of Mine, of nummers waarin enkel jij de ‘pay back pose’ proeft.
Het luieren in een bad van zelfmedelijden is daarentegen weer heerlijk met agressieve nummers als ‘We repel each other’, van de Reigning Sound (een perfect ‘kutwijf!-lied’), of een eindeloze bak doommetal.
Zwijmelen, haten, op wraak zinnen, respect eisen, erop losbeuken – ieder heeft er zo zijn eigen soundtrack bij. Merkwaardig hoe vaak de ‘score’ van de onvrede zo persoonlijk is dat enkel begeleidend commentaar de keuze verklaren kan.
Omgekeerd – een heilig cliché – blijft de wijze waarop de popmuziek troost en uitweg biedt aan lieden die ‘geëngageerd lijden’ mínstens zo merkwaardig, daar de taal van het protest (het Engels) pas nu als universele voertaal begint aan te slaan, wat nog altijd niet wegneemt dat maar weinigen de moeite nemen naar teksten te luisteren als er niet nadrukkelijk vermeld wordt dat het bij de betreffende artiest om de woorden gaat (wat de gedachte aan ‘een massale reactie van de jeugd’ op teksten van pak ‘m beet Marilyn Manson ook zo’n lachwekkende veronderstelling maakt). En laten we wel zijn: niets heeft de devaluatie van songteksten zo bespoedigd als de videoclip. Gevolg: zelfs op onze democratische steigers, waar vanaf de vrijheid van meningsuiting dag in dag uit door trotse arbeiders op superieure wijze naar het volk wordt gesmeten, hoor je nooit meer die hartverwarmende vraag: ‘Wat zingt die kwibus nou toch man?’
Muziek is zo’n persoonlijke aangelegenheid geworden (download je eigen favoriete tienduizend nummers op dit lucifershoutje van Bose!) dat we enkel nog de vage bovenstroom van de aan kuthumor en leuterpraat ten onder gaande videokanalen zien. Het woord ‘respect’, dat niet enkel in de mond van onze pseudogangstertjes in onze Madurodamgettootjes bestorven ligt, maar ook in de muilen van politici, journaille, automobielverkopers en de gasten van Jensen, is misschien het laatste Toverwoord dat overwaaide uit deze subcultuur. Me dunkt: beter kun je het faillissement van de popmuziek niet illustreren.
Maar goed. Omdat de mens inderdaad hoognodig dient te verbroederen en elk nadeel zijn voordeel heeft, dacht ik in een zeldzame bui van Geloof In Beschaving dat het nu de tijd is om de steeds verder aanwakkerende apartheidsfilosofietjes onder de jeugd te lijf te gaan met ten minste twee uur popmuziek per week op de middelbare school. En dan niet zeuren over Yoko Mono en haar castratieklauwen, maar over maatschappelijke ontwikkelingen en pop, over het karakter van pop, over de herkomst van pop, over de rol van pop bij het kanaliseren van hoogstpersoonlijke emoties, massale emoties en radicale bewegingen, over de teksten dus, en over de rest. Het lijkt me de perfecte manier om in gemengde klassen vanaf dag 1 eens duidelijk te maken hoe de Westerling zijn eigen cultuur bezingt, hoe vaak walging bezongen wordt die radicale moslims als hun eigen unieke argumenten beschouwen, en hoe godvergeten lang dat al gaande is. Dat gaat eenvoudiger dan met literatuur, geschiedenis en preken. Muziek is ook oprechter. Haar taal is universeler en directer, en ze laat in de regel Religie - de grootste menselijke dwaling aller tijden – buiten beschouwing. Bovendien valt niet te onderschatten hoe gemakkelijk mensen zich laten gaan bij het ruziën over muziek, en hoezeer iedereen gewend is aan het feit dat iedereen zich laat gaan.
Verbale veldslagen, plaatjes draaien, een docent die het subversieve karakter van de Westerse beschaving schetst aan de hand van popmuziek, en de nakende openbaring onder onze culturele tegenstanders dat we zelf ook kotsen van een hele hoop en dat in alle vrijheid van de steigers kunnen zingen.
Begin met zo’n zwart-wit klasje in de brugklas met deze manier van maatschappijleer en in 5 havo zullen ze in ieder geval binnen de muren van de school hebben leren bekvechten zoals de jeugd betaamt: melig, agressief en betweterig, want welbeschouwd weet iedereen de hele tijd: ach, het is maar popmuziek, en we lullen er op het schoolplein en op de TMF- sms balk nog veel verhitter over.
Popmuziek is zo persoonlijk dat iedereen zich daar nu wel bij neergelegd heeft. Er uiterst persoonlijk over praten is dan ook een koud kunstje – gek genoeg doet de mens als het over popmuziek gaat bijna niets liever dan de ene ontboezeming op de andere stapelen. Maar het mooiste is wel dat als in deze discussies heel toevallig het ‘R-woord valt’, vrijwel iedereen uit welke subbeschaving dan ook zal zeggen: ‘Respect? La me nie lachen man.’
Nanne Tepper: Schooljeugd muzikaal heropvoeden
Populariteit R-woord illustreert faillissement popmuziek
Volgens 3VOOR12-columnist Nanne Tepper is het faillissement van de popmuziek ondertekent nu iedereen te pas en te onpas het R-woord in de mond neemt. Politici, journaille, autoverkopers… allemaal gebruiken ze het woord dat overgewaaid is uit de subcultuur die popmuziek heet. Tijd voor een doorstart. Tepper presenteert een reddingsplan voor popmuziek.