Rufus Wainwright is een behoorlijke persoonlijkheid. Als tiener, om maar een voorbeeld te noemen, kwam hij al openlijk uit voor zijn homoseksualiteit. Kom daar maar eens om in een wereld, waar met name grote sterren hun geaardheid kost wat het kost in een kast verborgen proberen te houden. In het verlengde daarvan maakt hij schaamteloos nostalgische popmuziek die diep is geworteld in de tradities van Tin Pan Alley, cabaret en opera.
Wainwright kreeg op zijn zesde zijn eerste pianolessen, toerde op zijn dertiende al met zijn moeder en studeerde net zo lang muziek aan de McGill Universiteit in Montreal tot hij inzag dat de klassieke wereld niet de zijne was. Als tiener verloor hij zichzelf in iedere opera die hij te pakken kon krijgen en werd hij daarnaast een groot fan van niet-popsterren als Judy Garland, Edith Piaf en Al Jolson. Wie al deze elementen op de fundamenten van de folk- en popmuziek plaatst, krijgt een aardig idee van wat de muziek van Rufus Wainwright behelst. Maar niet alleen de muziek is bijzonder: ook de teksten zijn humoristisch, soms cynisch en altijd diepgravend menselijk. Veel van de dingen die hij schrijft of zegt, zijn duivels tongue-in-cheek – zoals zijn commentaar op Want One bijvoorbeeld: “Ik vind het leuk om te zeggen dat ik deze cd helemaal ‘clean’ heb gemaakt, zodat ik over een paar jaar mijn drug-album kan uitbrengen.”
Bekijk het hele item uit VPRO's kunstprogramma R.A.M. over Rufus Wainwright.
R.A.M.-item: Rufus Wainwright en zijn muzikale familie
Sommige muzikanten slagen er hun hele leven niet in om zich uit de schaduw van hun beroemde ouders te spelen of te zingen. Rufus Wainwright (1973), de zoon van folklegendes Kate McGarrigle en Loudon Wainwright II, had daar geen problemen mee. Zijn debuutalbum Rufus Wainwright (1998) werd door veel critici meteen al uitgeroepen tot album van het jaar. VPRO's kunstprogramma R.A.M. maakte een item.