Vier jaar lang zwaaide staatssecretaris Rick van der Ploeg de scepter als staatssecretaris voor cultuur. Op diverse momenten gaf hij de popcultuur als voorbeeld voor veel andere sectoren binnen de kunst. Toch veranderde hij begin dit jaar de subsidiestructuur. Hij roemde de diversiteit en confrontatie tussen culturen, het brede publieksbereik en de lage drempel.
Met de lancering van het het Fonds voor Podiumprogrammering en Marketing neemt Van der Ploeg afscheid. Op 11 maart van dit jaar zag het fonds het licht. Hiermee reorganiseerde hij op de valreep de verdeling van subsidies rigoureus. Waar vroeger voor verschillende kunstdisciplines aparte subsidieloketten bestonden, is er nu een fonds als loket voor zowel het Concertgebouw als zaal Hedon in Zwolle. Van der Ploeg legt uit waarom het fonds een verbetering is:
“De oude regeling werkte volstrekt onvoldoende. Er was een heel erg versnipperd gebied van allerlei budgetjes. Ik wilde dat allemaal bij elkaar brengen. Daarnaast heb ik het budget met miljoenen verhoogd, zodat iedereen er op vooruit gaat.”
“Er liggen grote kansen - ook voor kleine podia - om meer geld te krijgen dan voorheen. Voorwaarde is natuurlijk wel dat de podia van zich laten horen. Het fonds is afhankelijk van de initiatieven uit de sector. Men moet zich niet laten afschrikken door subsidieprocedures. Ik vind het volstrekt logisch dat als je geld krijgt van de belastingbetaler, je uitlegt waarvoor je het wil gebruiken. En dat hoeven echt geen boekwerken te zijn.”
“Je mag het fonds erop aanspreken dat de subsidieaanvraag simpel blijft. Als de popsector zich meldt bij het loket, zal het fonds ervoor zorgen dat ze niet ondersneeuwt door aanvragen van gerenomeerde kunstinstellingen. Ik heb het FPPM als nadrukkelijke eis meegegeven dat de kleine poppodia er niet op achteruit mogen gaan en dat het huidige fijnmazige clubcircuit overeind dient te blijven. Sterker nog, er is meer geld te krijgen dan ten tijde van het klakkeloze geld geven zoals dat vroeger ging.”
NPI
Behalve voor de poppodia heeft de verandering in subsidieland ook grote gevolgen voor het Nationaal Popinstituut. Een van haar drie kerntaken is de verstrekking van subsidies aan de popsector. Na 2004 wordt die taak volledig overgenomen door het nieuwe fonds. En dat is maar goed ook, vindt Van der Ploeg:
“Ik maak me zorgen over het NPI. Je mag je afvragen hoe representatief het instituut is. De mensen die bij het NPI werken, komen net als ik toch vaak uit de oude bandjescultuur. En ik weet niet of die de aansluiting nog vinden met de huidige beleving van popmuziek. Hoe kijkt men bijvoorbeeld aan tegen het feit dat discjockeys tegenwoordig misschien wel belangrijker zijn dan bandjes? Wordt daar ook goed beleid op gezet, of is het iets waar het NPI aan voorbijgaat? Ik hoor daar wel eens klachten over.”
“Een belangrijke reden om de verandering door te voeren is de belangenverstrengeling. Of je bent kennisinstituut, of je bent subsidieverstrekker. Niet allebei, dat s puur bestuurlijk niet gewenst. Uitvoering en beleid wil je gescheiden houden. Ik vind dat het NPI een kennisinstituut behoort te zijn. Net zoals het theaterinstituut bijvoorbeeld. Macht komt niet van geld, maar van gezag en gezag krijg je als je een functie vervult voor het veld, waardoor mensen uit het veld niet om je heen kunnen. Het bestuur van het NPI moet zelf bekijken welke kant ze opgaat. Ze houdt nu nog krampachtig vast aan het uitdelen van het potje geld, omdat ze denken dat ze anders de macht kwijt is. Maar het is een verloren race. En dat weten ze dondersgoed.”
“Ook het muziekcongres A2A was geen groot succes. Dat had misschien wel te maken met elf september. Maar ondanks dat, ze hadden gewoon samen moeten werken met Conamus (de niet gesubsidieerde tegenhanger van het NPI red.) bij de totstandkoming van het nieuwe congres. Maar men kon de hoofden maar niet bij elkaar krijgen. Dat is wat mij betreft een min voor het NPI. Als gesubsidieerde moet je alles doen om samen te werken met een gewillige commerciële partner. Dat moet in de toekomst anders en ik neem aan dat mijn opvolger daar kritisch naar zal kijken. Ook naar het nut van zo’n conferentie moet je goed kijken. Was het een gewone happening met bandjes en hapjes, of heeft het bijvoorbeeld geleid tot nieuwe contacten van Nederlandse bands. Die vraag moet de Raad voor Cultuur zeker beantwoorden.”
MOJO
Als econoom heeft Van der Ploeg ook een uitgesproken mening over de positie van boekingskantoor MOJO. Die heeft misschien wel een monopolie, maar het is volgens Van der Ploeg niet hard te maken dat ze zich ook als monopolist gedraagt.
“Nederland heeft een uitzonderlijk goede popcultuur. Grote bands willen in Nederland spelen. Dat heeft ook met MOJO te maken. En als je kijkt naar de prijzen, weet ik niet of die prijzen nu zoveel hoger liggen dan in de omringende landen. Al zijn er geen nieuwe toetreders, ook de potentiële dreiging dat er nieuwe spelers de markt betreden is genoeg om de prijzen niet de pan uit te laten rijzen. Als het dus waar is dat MOJO monopolieprijzen vraagt, zullen eigenwijze programmeurs de handen in elkaar kunnen slaan en die markt openbreken.”
“Ik vind het wel jammer dat zoveel in dezelfde handen is gekomen. Ze leveren wel goed werk, maar andere spelers zouden zeker welkom zijn. De constatering dat MOJO een moloch is, zie ik in die zin als een plus. Molochen gaan heel vaak uiteindelijk aan zichzelf ten onder. Molochen zijn niet zo inventief en missen daardoor nieuwe ontwikkelingen. Zo kan een nieuwe organisator bijvoorbeeld beter bekend zijn met de dansmuziek dan MOJO en zo een nieuwe markt opbouwen waar de oude speler niet goed in thuis is.”
TOEKOMST
“Volgens het nieuwe regeerakkoord komt er geen cent bij voor cultuur. Verder zie ik een kaalslag omdat de Melkertbanen worden afgeschaft. Dat heeft grote gevolgen voor de culturele sector, inclusief de popscene. Daar zitten heel veel Melkertbanen."
“Terugkijkend op de afgelopen vier jaar, zijn er toch wel thema’s neergezet. Cultureel ondernemerschap en publieksbereik staan nu op de agenda. Maar ook de twilight zone tussen de populaire cultuur en de hoge culturen. En natuurlijk het vele geld dat erbij is gekomen, elk jaar 315 miljoen gulden. Kok maakte altijd grapjes: ‘Jij haalt percentagegewijs het meeste geld binnen en je weet altijd het meeste verzet te krijgen.’ Haha.”
Van der Ploeg: "Er is meer geld voor de popsector"
Ex-staatssecretaris over vier jaar popbeleid
Ron van Sterren en Sander Kerkhof spraken de inmiddels ex-staatssecretaris over het nieuwe Fonds voor Podiumkunsten en Marketing, de taken van het NPI, het mislukte Access To Amsterdam en de monopoliepositie van MOJO.