Nederlandse podia op de schop

Volwassen popsector op zoek naar de juiste invulling

Er waart al enige tijd een verbouwingsgolf door de Nederlandse poppodia. Ooit weggestopt in een oude school of fabriek kunnen veel zalen inmiddels niet meer beantwoorden aan de wensen van deze tijd. En die van zichzelf. Want de meeste podia willen graag uitbreiden.

Volwassen popsector op zoek naar de juiste invulling

Veel podia in Nederland zijn druk aan het uitbreiden. Oude locaties worden ingrijpend verbouwd en in enkele gevallen wordt er zelfs een heel nieuw pand neergezet. De redenen hiervoor zijn divers. Een veranderde milieuwetgeving en locaties die niet meer voldoen aan de wensen van bezoekers en artiesten zijn belangrijke aanleidingen voor de verschillende bouwplannen. Maar minstens zo belangrijk is het feit dat een gemiddeld poppodium tegenwoordig méér wil kunnen bieden dan een ‘gewoon’ popconcert. Een eigen, liefst interdisciplinair, festival staat dan ook op ieders verlanglijstje. Tenslotte wil elke zaal natuurlijk de mogelijkheid hebben belangrijke acts binnen te halen. Op het ogenblik kunnen enkel Paradiso, de Melkweg en 013 bands boeken die rond de 1000 bezoekers trekken. Maar als de verschillende verbouwingsplannen doorgaan heeft straks ieder zichzelf respecterend podium een zaal die dergelijke bezoekersaantallen aankan. De vraag rijst of er wel genoeg aanbod van bands is om al deze zalen te vullen. Of zullen de podia -om de tent vol te krijgen- straks een commerciële knieval moeten maken door bands te boeken als Kane en Blöf, die waarschijnlijk géén moeite hebben dergelijke bezoekersaantallen te trekken. Peter Koppen (directeur van het Patronaat), is daar niet zo bang voor, hoewel hij zich de twijfel kan voorstellen. Koppen: “Door het groeien van zowel aanbod als bezoekersaantallen en een professionalisering van de sector is het voor elke zaal afzonderlijk een heel logische stap om de accommodatie aan te passen en ook de capaciteit te verhogen. Alleen het gaat nu zo hard dat je je kunt afvragen of er geen overcapaciteit ontstaat. Aan de andere kant zal niemand zijn exploitatie baseren op vier maal per week een uitverkochte zaal. Dat is niet realistisch. Bovendien kan de grootte van de zaal in de meeste gevallen aan het optreden aangepast worden. En het aanbod neemt bij ons nog steeds toe.” Toine Tax, directeur van Doornroosje, is iets terughoudender. Tax: “Het is de grote vraag of het aanbod voldoende is om alle zalen straks te vullen. Met dance-feesten krijg je ze wel vol, maar met concerten? Er zal ontegenzeggelijk vervlakking optreden. Maar jij wilt ook graag de mogelijkheid hebben om die ene grote band neer te zetten. Gelukkig kun je in de kleine zaal vooruitstrevendere dingen blijven doen.” Profit for non-profit noemen ze dat bij 013, waar dit systeem naar eigen zeggen goed functioneert. De kleinere en minder bekende bands die in de kleine zaal van dit Tilburgse poppodium spelen worden betaald met de winst die wordt gemaakt op de grotere acts. Maar dan moeten er wel genoeg van dergelijke acts zijn. Ron Euser van boekingsbureau Mojo betwijfelt dit: “Je ziet dat de platenmaatschappijen tegenwoordig op zeer korte termijn hun investering terug willen verdienen. Dat doen ze door een band in zoveel mogelijk landen één keer op te laten treden. In Nederland is dat meestal in Amsterdam. Met veel zeuren trek je er misschien een keertje een tweede optreden uit.” Ook boeker Rob Berends van Paperclip twijfelt over de haalbaarheid van de plannen, maar dan vooral met betrekking tot kleinere acts. De exploitatie van de kleine zaal binnen een poppodium zal volgens hem door de professionalisering eveneens duurder worden, waardoor ook daar straks niet zomaar een bandje kan worden geboekt. Verder is de concurrentie van dance-avonden voor deze bands duidelijk een probleem. Berends: “Dit hoort bij een commerciële, volwassen wordende popmarkt. Het is een ontwikkeling die je niet tegen kunt houden. Maar ik ben wel bang voor creatieve armoede. Kane, Di-rect en Krezip lijken rockbands, maar zijn gewoon bedacht. In het huidige klimaat is steeds minder plaats voor bands die een natuurlijke groei hebben doorgemaakt.” De oplossing ligt volgens Berends bij bestaande kleine zalen die echter niet behoren tot het officiële circuit, en die er ook niet naar streven om groter te worden.