De nieuwe Beachdog klinkt als een moshpit in je koptelefoon
Het titelloze debuut komt eind april uit
Dat John Coffey-zanger David Achter de Molen een nieuwe band heeft wist je waarschijnlijk al. Nu kondigt Beachdog een album aan, dat op 29 april verschijnt. De eerste single is ‘Dog’, een felle rocker met een punky refrein waarin David en zijn bandleden hun stem schor schreeuwen. ‘Ik wilde vriendelijke rock maken, maar in de praktijk ga je snel terug naar je comfort zone. In mijn geval is dat schreeuwen.’ ‘Dog’ is een duidelijk voorproefje van dat titelloze debuut: harde rock met een voet in de hardcore, maar wel met riffs die een gooi doen naar de Foo Fighters. ‘Dat hoop ik zelf dan, maar het label vindt het véél harder,’ grinnikt hij.
Verlies is het grote thema van de track, en vooral: hoe ga je om met verlies? Hoe herinner je iemand of iets, naarmate de tijd verstrijkt en iemand of iets steeds verder van je af komt te staan? Kom je tot andere inzichten? ‘Klinkt een beetje abstract. In mijn geval ging het om het verlies van een relatie, en daarin opnieuw je vorm vinden.’
Maar goed, dat debuutalbum. Twee jaar geleden begon David te schrijven met gitarist Lisman. ‘Ik heb er lang over nagedacht voor ik deze band startte: heb ik daar nog zin in? Toen Mozes and The Firstborn stopte zeiden ze: de honger heeft plaatsgemaakt voor trek. Dat beschrijft precies hoe ik erin sta. Er is niets leukers dan muziek te maken. De honger om mezelf te bewijzen of avonturen aan te gaan, die is er niet zo. Toen ik met de band serieus begon na te denken over of we deze liedjes op plaat wilde zetten, vroeg iemand: wat wil je dan bereiken? Lowlands is een logisch einddoel, maar dat heb ik wel zo’n beetje gedaan. Nu is het doel gewoon een fucking goeie tijd in de studio hebben, en een coole plaat op Spotify waar ik héél blij mee ben. Die gaat er komen, dus eigenlijk ben ik al geslaagd.’
Niet dat David niet ontzettend uitkijkt naar de tour in april, die langs de EKKO, de Vera en de Melkweg gaat. ‘Het jeukt! In november hadden we de eerste try-out shows. Ik was tering zenuwachtig voor die eerste, zo erg dat ik naar excuses zat te zoeken om de band te appen: “Sorry jongens, het gaat niet.” Ik voelde toch dat er verwachtingen waren en dat ik die moest waarmaken. Zodra we een minuut stonden te spelen ging dat er meteen vanaf. Toen dacht ik: “Oh ja, dit kan ik wel.” We hebben zo lang aan die plaat gewerkt, straks is het tijd om het cadeautje uit te pakken en mensen te zien meezingen.’