Album van de Week (27): MUNA
MUNA viert autonomie
Grofweg zijn er twee redenen om een titelloze plaat uit te brengen: je debuut (The Clash, The Stone Roses, The Velvet Underground) of het is de aankondiging van een verandering van richting (The Beatles, Fleetwood Mac, Blur). De nieuwe van MUNA valt in die tweede categorie. Katie Gavin, Josette Maskin en Naomi McPherson herintroduceren zich met MUNA als een vrijgevochten popgroep met zomerhits en queer anthems in overvloed.
De Amerikaanse synthpopgroep was toe aan een rebrand. Toen RCA ze in 2019 liet vallen – na tegenvallende verkopen van hun prima album Saves The World – volgde een onzekere periode. Het trio vroeg zich zelfs af of er nog wel toekomst in de band zat. Gelukkig vonden ze een nieuw onderkomen bij Phoebe Bridgers: ze tekenden bij haar label Saddest Factory Records en Bridgers leende haar stem voor ‘Silk Chiffon’. ‘Life’s so fun, life’s so fun’ zingen ze samen met een aanstekelijke lichtvoetigheid. Je hoort ze bijna glimlachen.
Niet dat het alleen maar vrijheid-blijheid is op MUNA. Boven de georkestreerde, hypnotische arrangementen van ‘Loose Garment’ hangt een gevoel van intens verlies. En de gegeven liefde van afsluiter ‘Shooting Star’ wordt bepaald niet beantwoord. Maar het gevoel van afhankelijkheid dat dit eerst bij ze zou oproepen heeft plaatsgemaakt voor autonomie.
Op MUNA staan de maakbaarheid en fluïditeit van hun eigen identiteit centraal, zowel muzikaal als persoonlijk. ‘I’m a girl who’s learnin’ everything I say isn’t definitive’ zingt leadzangeres Katie Gavin op countryballad ‘Kind Of Girl’. En ‘Yeah, you can tell she made herself all by herself’ klinkt het op een groovy ‘Solid’. MUNA straalt met MUNA een zwaarbevochten trots uit. Met dit nieuwe hoofdstuk in hun ontwikkeling zijn ze ver verwijderd van tracks met titels als ‘Crying on the bathroom floor’. En daar mag iedereen van meegenieten.