Vestrock begint als een festival dat zijn eigen line-up meteen wil overtreffen. De openingsdag voelt als een snelle sprint: zodra de eerste gitaarakkoorden over de vesten klinken, is het publiek al helemaal los. Nieuwe artiesten maken indruk, lokale helden worden op handen gedragen, en in de Kapel blijkt dat het bier net zo goed stroomt als de moshpit. Hulst is wakker. En hoe!

Geen bombast, geen drama. Gewoon eerlijke, hyperpersoonlijke indiepop met een melancholische ondertoon waar je stil van wordt. Sunday (1994) laat op de Novus Stage horen dat mooie muziek niet per se braaf hoeft te zijn. Integendeel. Hun liedjes klinken live nog intenser dan op plaat. De band speelt strak maar gedoseerd. Sunday (1994) balanceert op het randje van uitbarsting, maar kiest er steeds bewust voor om terug te trekken. Dat maakt hun muziek des te spannender.

Deadletter, afkomstig uit de grimmige krochten van Yorkshire, maar getekend door hun verblijf in Zuid-Londen, bouwen hun set op als een confrontatie. Muzikaal is het strak, cleaner dan je zou verwachten van een band die klinkt alsof ze hun repetities houden in de schuur van de buurman. De baslijnen zijn vettig en dominant, de sax giert als een sirene door de nummers heen. Het publiek, een mix van nieuwsgierige Zeeuwen en doorgewinterde postpunk-pelgrims, gaat er verrassend gretig in mee. Zelfs de nieuwsgierige festivalgangers die aanvankelijk blijven hangen uit “eens kijken wat dit is dan” luisteren de set tot het einde af.

Deadletter

Deadletter

Deadletter

Paul Adamah aka Boko Yout is een Zweedse multi-getalenteerde creatieveling, die snel naam heeft gemaakt met een muziekstijl die hij Afro grunge noemt. En damn! Dit is de verrassing van de dag, misschien wel van het hele festival. Vergeet alles wat je denkt te weten over Boko Yout. Vergeet die bio vol ambient, triphop en hiphopinvloeden. Wat hier in de Kapel gebeurt, is gewoon pure, rauwe postpunk. En het beukt.

De frontman, shirtloos, glimmend van het zweet, ogen vol vuur, stuitert als een bezetene door de Kapel. Het lijkt alsof hij de muren wil opvreten. Elke riff snijdt, elke baslijn dreunt door je ruggengraat, en de drums houden geen ruimte over om stil te staan.

Uitbuiken van de festivalfriet zit er niet in. De Belgisch-Russische artieste Chibi Ichigo zet Hulst op z’n kop met een hybride liveset vol glitchy beats, Slavic swag en attitude. Ze rapt in het Russisch, Vlaams én een taal die ze volgens eigen zeggen zelf verzonnen heeft, en dat over een dikke rave-beat. Eurodisco 2.0!

Boko Yout

Boko Yout

Boko Yout

Beth McCarthy, ooit begonnen als brave singer-songwriter in de Britse pubscene, is nu de belichaming van Gen Z-pop: fel, kwetsbaar, queer, chaotisch en catchy as hell. Ze zingt over diepe onzekerheden, toxische liefde en biseksuele paniek. Haar band staat strak, maar de show draait om haar stem: ruw, oprecht, soms breekbaar, dan weer loepzuiver uithalend.

Halverwege haar set kijkt Beth McCarthy even schuchter het publiek in. “I know I’m quite poppy for this festival... sorry?” zegt ze. Maar: niets is minder waar. Want wat Beth en haar band neerzetten op Vestrock is allesbehalve suikerzoete radiopop. Dit is dikke rock met het volume op elf en het hart op de tong.

Feeder is al sinds halverwege de jaren '90 bezig, maar nog altijd alive. De band stond in de beginjaren op het lijstje Britpop-bands tussen de Blurs en Oasissen van die tijd, maar kan zich in de Zeroes losmaken van dit stempel. Met 12 albums is de band nooit weg geweest. Wel zijn er wat wisselingen in de bezetting, maar oprichters Grant Nicholas en Taka Hirose zijn nog steeds het kloppend hart. 

Klassiekers als ‘Just the Way I’m Feeling, ‘Buck Rogers en ‘High worden onthaald als langverwachte vrienden op een reünie. Vooral ‘Buck Rogers met z’n iconische "I think we're gonna make it"–refrein laat het publiek even collectief terugschakelen naar de tijd dat er voor het podium nog geen smartphone te zien was. Feeder bewijst op Vestrock dat je niet jong hoeft te zijn om urgent te klinken.

Beth McCarthy

Feeder

Beth McCarthy

De Welsh rockers van Stereophonics beklimmen het hoofdpodium van Vestrock met het soort zelfvertrouwen dat alleen komt na decennia ervaring en een backcatalogue die meer hits telt dan sommige festivals überhaupt boekingen. En eerlijk is eerlijk: muzikaal staat het als een tank op rails. Geen noot te veel, geen riff te weinig. De band speelt zó strak dat je er je horloge op gelijk kunt zetten.

Frontman Kelly Jones heeft nog altijd die karakteristieke raspstem die tegelijk slepend en scherp is, en hij hoeft maar één keer ‘Maybe Tomorrow’ in te zetten of het veld zingt als één grote melancholische menigte mee. Dak eraf? Zeker. Maar dan vooral op de automatische piloot.

Want hoe goed het ook klinkt, er sluipt iets makkelijks in de set. Een soort gelikte routine. Waar sommige bands je bij de strot grijpen, houdt Stereophonics je eerder beleefd bij de hand.

Het publiek maalt er amper om. ‘Have a Nice Day’ wordt breed meegebruld, en afsluiter ‘Dakota’ ontketent alsnog een ouderwetse springvloed aan armen in de lucht. Stereophonics is groots en meeslepend, maar mist net dat rafeltje waardoor het écht onder de huid kruipt.

Stereophonics

Stereophonics