Het Zeeuws-Vlaamse Caerus heeft haar langverwachte debuutplaat gelanceerd. Vorige week trok de band een zaal vol geïnteresseerden, bij de officiële release-party in De Pit in Terneuzen. Tussen alle drukte door vond frontman José Leijnse nog tijd om wat meer tekst en uitleg te geven over hun eersteling.

De sympathieke bandleider lijkt zich haast te verontschuldigen als het gaat om de releasedatum. “Het heeft even geduurd”, erkent hij met een glimlach. “We hebben de plaat vorig jaar al opgenomen, onder leiding van Matthijs Quaars (Spoil Engine). Die ook de eindmix heeft gedaan. Daarna kwamen er steeds dingen tussendoor. Eerst een tour van Spoil Engine, zodat Matthijs de laatste werkzaamheden aan de mix moest uitstellen. Daarna de cd-release van Powerstroke, waar onze drummer Niels Matthijs ook deel van uit maakt. Het moment om alles af te maken en uit te brengen schoof steeds verder op.” Tot overmaat van ramp belandde gitarist Jeffrey van Splunder in het ziekenhuis met een oorprobleem. Omdat oren toch een essentieel orgaan zijn voor muzikanten zat er niets anders op dan maar weer te wachten. “Dat was lastig. Als je een band een tijd niet hoort of ziet, lijkt het of ze niet meer bestaat. Dat is niet raar. We hebben te lang met Caerus op een wel-niet-wel-niet-schema gezeten. Dat heeft niet in ons voordeel gewerkt en had ook allerlei logische verklaringen. Soms blijf je als band op een punt hangen waar je niet meer overheen komt. We zijn nu klaar om door te stoten. Een nieuwe start met nieuwe nummers en een cd. We zijn er meer dan klaar voor.”

Caerus zag het levenslicht in 2016 en stelde zichzelf ten doel om muziek te maken die uit het hart komt. Alle nummers komen dan ook op ongeveer dezelfde manier tot stand. “De meeste riffs komen van Jeffrey. Hij is echt een riff-machine. Hij zet de basis van een nummer op. Negen van de tien keer blijft het dan ook zo. We blijven niet eindeloos schaven aan een song. Op intuïtie komen we gewoon het verst. Als het werkt en het voelt goed dan doen we het. Ik merk het ook aan mezelf als ik zanglijnen op een nieuw nummer zet. De eerste of tweede poging is het. Alles wat daarna komt voelt geforceerd en dan is het direct al niet goed.

 

Het maakt het proces af en toe wel veel langer, maar het is wel eerlijker naar onszelf toe.” Met een drummer die in meerdere bands actief is en een bassist die in Eindhoven woont, is het wel eens lastig om een repetitie te plannen. “We sturen elkaar veel ideeën door via de computer en zijn zo goed voorbereid als we gaan oefenen. Daarbij: Eindhoven is zo ver niet. Er zijn bands die op grotere afstand van elkaar toch gewoon kunnen bestaan. Als die het kunnen, kunnen wij het ook.”

Muzikaal tapt de groep uit verschillende vaatjes en laat het zich niet vangen in een genre of duidelijke stijl. “In Caerus zit vanalles: blues, progressief, funk, Mars Volta, Pink Floyd. We zijn allemaal grote Mastodon-fans, maar ook de Rolling Stones is een invloed. Qua zang ik hou van cleane vocalen met een rasp in een mooie melodielijn, zoals de stem van Chris Cornell dat had.” Lachend: “Verwacht van mij ook geen extreme vocalen, want grunten kan ik toch niet.”

Over de albumtitel hoefde Leijnse ook niet lang na te denken. “Ik bedacht het op vakantie in Oostenrijk. Ik had de demo van het nummer mee op mijn telefoon en luisterde ernaar. We zaten daar in een vallei en op den duur viel de zon precies zo dat de bergen een soort van verduisterd leken. Toen verzon ik de metafoor. De bergen staan voor de mensheid. We leven vaak in duisternis. Het is iets wat je sterker maakt omdat je weet dat het licht er nog is. Maar duisternis kan je ook breken als je er geen licht meer vindt. Het maakt wie je bent in je leven. In duisternis raken dingen kwijt, maar in het licht komen er altijd dingen terug.”

Caerus in De Pit Terneuzen, tijdens de release-party.

“In duisternis raken dingen kwijt, maar in het licht komen er altijd dingen terug.”

Dat de zanger zijn inspiratie uit de natuur haalt is niet zo vreemd. Hij groeide op in Zuid-Amerika op een plek waar het luisteren naar de natuur en je houden aan de wetten van moeder aarde een veel grotere rol speelt dan in West-Europa. “Ik heb geleerd dat de natuur de boodschap altijd zelf brengt. Wij als mensen moeten allen veel beter luisteren naar wat ze zegt. De mens is het enige dier dat niet meer op instinct werkt. Ik wil het niet generaliseren, maar het valt wel op. Je kan veel meer harmonie en energie uit de natuur halen dan veel mensen weten en vermoeden. Leven en dood, het hoort er gewoon bij. Het laatste nummer van de plaat heet ‘Nebula’. De track verhaalt over dat iedereen op den duur weer sterrenstof wordt. Als je een persoon of dier mist vanwege een overlijden, dan kan je gewoon zeggen: ‘Als we toegeven aan zwaartekracht, zijn we weer samen voor je het weet’. Voor alle teksten geldt dat we een zaadje planten bij onze luisteraars en vorm je een mening over de onderwerpen in de teksten. Soms is dat heel direct, maar soms metaforisch. Dat ligt eraan hoe ik de dingen opschrijf.”

Leijnse is een positief ingesteld mens. Hij ziet nog zeker kansen voor zijn band. “Niemand kan in de toekomst kijken, maar het verleden is geweest. We gaan er nu vol voor. We moeten net zo groot zijn als de tegenslag. Dat vind ik ook over het leven in algemene zin. Blijven zitten en klagen dat je niet vooruit komt heeft ook niet zoveel zin. Als je geen boot hebt kan je niet achter je droom aan varen, maar de boot moet wel kunnen drijven, anders kan je nog niet varen. En de reis? Volg je intuïtie, volg je hart. Dat werkt voor mij, dat doen we met Caerus ook. Hard werken, goede shows geven en mooie muziek maken. De rest ligt niet in onze handen.”