Het eerste werk van het uit Groede afkomstige Krapuul heeft als titel ‘Ze noemen zich Krapuul maar het zijn best nette jongens’. Een EP met zeven liedjes. Een mooie mengeling van droge humor, drankproblemen en serieuzere onderwerpen. Zeven Zeeuwse, eerlijke singer-songwriter liedjes doorspekt met folk en bluesinvloeden. Niets nieuws onder de Zeeuws-Vlaamse zon, als het gaat om akkoordenschema’s en liedopbouw. Maar dat had de band zelf ook al in de gaten. Niet voor niets noemen ze het zelf ‘nieuwe, oude liedjes’.

Peter Quaak is in zijn streek geen onbekende als het gaat om dialectpop. Zijn ‘Peetjes bie de vis’ solo-cd stamt uit 2008 en sindsdien is de Zeeuws-Vlaming bezig met het schrijven van nummers in de streektaal. In Krapuul doet hij het samen met Koen Capello. Ze zijn er in geslaagd een alleraardigst album te maken. Het meest bekende nummer van de twee is waarschijnlijk de bewerking van ‘Paint It Black’ van de Rolling Stones,‘Vo de Deure’ genaamd. Een lied waarmee ze meededen aan Zing Zeeuws en de Zeeuwse cover van Omroep Zeeland. Tegelijkertijd en misschien gek genoeg, is dit ook het minste nummer van de zeven. Misschien juist wel omdat het zo bekend is. Al is de tekst (van Nathan van der Hoofd) wel weer erg grappig. 

Het mooiste en meest bijzondere nummer op het album is zonder meer ‘Salie en een Haas’, naar een gedicht van Tijs van Bragt. Krapuul laat hiermee horen dat het ook een serieuze kant heeft. Een cello draagt het nummer en maakt het mooi melancholisch. Quaak zingt hier niet in het dialect en dat gaat hem goed af. Het lied is een fijne vreemde eend in de Krapuul bijt. Dit soort pareltjes mag het duo er meer maken! Zeker na een matig nummer als ‘De Groese Blues’, waarbij de titel de lading volledig dekt. Een groter contrast is haast niet mogelijk.  

‘De Kluts’ is ook in het Nederlands gezongen en naar eigen zeggen het meest Krapuul van alle nummers. Het is in ieder geval een relaxed liedje. Persoonlijk vind ik het niet meer of minder Krapuul dan de andere zes songs. Om in stijl af te sluiten moest er toch nog minimaal een vies liedje op de plaat zo was de redenering van de band. Met ‘ ‘n Alf Stiefje’ wordt hier aan voldaan. Waarbij vooral de harmonicasolo het nummer eigen maakt. Afsluiter ‘Aan de ketting’ is gemaakt op raggitaar ‘Willy’, die oud en versleten is en wat snaren mist maar ondanks dat geen slechte prestatie levert. Een vermelding bij de bedankjes in het cd-hoesje is het minste wat Quaak en Capello terug konden doen. Het artwork van de cd noemen de twee het ‘Hoofd Zonder Oor’, vrij vertaald naar Vincent van Gogh. Voor wie dat te kunstzinnig vindt. Helmgras mag ook.  

‘Ze noemen zich Krapuul maar het zijn best nette jongens’, is een leuk en eerlijk album geworden. Wie van dialectpop houdt moet dit schijfje gewoon eens beluisteren. Het is geen wereldschokkende plaat, maar wel een fijn streekproduct waarmee een bescheiden bijdrage aan de Zeeuwse en vaderlandse popgeschiedenis is geleverd.