Spinvis is een handige jongen, Erik is dat niet.

Kleinkunstenaar speelt zaterdag in 'T Beest te Goes.

Gijs Kamphuis ,

Ik spreekt ‘Zolderkamerartiest’ Erik de Jong op een plek waar hij nu vertrouwd is maar dat lang niet was: een podium, vol in het licht. De plaats waar hij als Spinvis zijn ding doet. Als zijn alter ego, niet als zichzelf. “Je kunt op een podium niet jezelf zijn. Dan kan niet. Iets van mezelf wordt daar uitvergroot, iets blijft achterwege, zo ontstaat Spinvis.”

De eerste keer als Spinvis op de planken vergeet hij dan ook niet snel. “Het stond al maanden in de agenda. Of ik die dag een raket naar de maan moest sturen, zo voelde het. Alleen al het onthouden van de teksten. Overgeconcentreerd was ik. Dat was in de DeLaMar in Amsterdam. Die nu afgebroken is.” In die laatste zin laat hij onbewust zijn melancholie spreken. Spinvis ten voeten uit. Het is een trekje waar hij geen moeite voor hoeft te doen. “Ik probeer juist moeite te doen het niet teveel in mijn liedjes te steken want het zit automatisch toch wel in. Het moet een goed gemiddelde zijn. Als je mij m’n gang laat gaan wordt het echt een tranendal.”

Spinvis: de eenmansband, maar vooral de onvatbare schrijver. De man die zijn teksten woord voor woord opbouwt en het principe schrijven is schrappen hanteert als geen ander. Hij begint vaak zonder thema of richting, “maar dan gaat het daarna toch weer ergens anders over.” Het verdwalen in de betekenis van de tekst, dat vind hij het leukste van het hele proces. “Dat je een tekst schrijft over iets, hem leest en denkt: ‘Maar het gaat eigenlijk daar of daar over.’ Iets achter in mijn hoofd heeft dat zitten doen. Het spel met je onderbewustzijn, heerlijk. Al moet ik wel kunnen zeggen: nu is het klaar.” En het overschot aan woorden? “Die komen soms terug in een ander liedje. Het is zo dat bepaalde delen, dingen die ik echt heel goed vind, soms twintig jaar bij me draag. Die kunnen maar niet landen. Ze slapen maar zijn nooit weg.” 

Het is dit jaar tien jaar geleden dat Spinvis doorbrak met zijn ‘cassettebandje-album’, zijn debuut. Ondertussen is hij geliefd bij velen in Nederland en Vlaanderen. Het is vooral in België dat de mensen hem beter begrijpen. “In België luisteren ze op een andere manier naar mijn muziek. Ik word heel erg beïnvloed door Franse chansons. Als je mijn teksten ziet. De manier van schrijven. Een beetje surrealistisch soms, dat is in chansons heel gebruikelijk. Een aaneenschakeling van gedachten of indrukken. Die niet altijd iets met elkaar te maken hebben maar samen een mooie wereld vormen. Dat is in de Nederlandse muziek niet. Ik kan niemand opnoemen die dat doet.”  

We denken er samen even over na. Een naam die opkomt, is Ramses Shaffy.

“Ramses die deed erg aan zelfbeklag. Je weet wel: “De burgerman loopt maar door de stad en ik zit hier ’s nachts dronken in de kroeg.” Echt de kunstenaar uithangen dat kon hij goed. Ik heb dat niet. Ik ben niet de Ramses van mijn tijd.”  Het valt op hoe rustig de man tegenover me is. Hij weegt zijn woorden, valt slechts zelden terug in cliché antwoorden en klinkt oprecht. Maar wie zit hier nu, Erik de Jong of Spinvis?  “Ik ben thuis iemand anders dan nu hier. Dat is niet bewust maar een manier om met de dingen om te gaan. Het is een vorm van zelfbescherming. Spinvis weet hoe het werkt. Weet wat hij moet zeggen. Spinvis is een handige jongen, Erik is dat niet. Die weet het niet zo goed. En allebei ben ik want ze lopen door elkaar heen.” De inwoner van Nieuwegein zou dan ook graag eens als een vreemde naar zichzelf willen kijken. “Ik ken een verhaal over Gerard Reve. Die zoop zich met een delirium het ziekenhuis in. Hij was een week geheugen kwijt. Toen hij wakker werd vond hij het manuscript van zijn laatste boek. Hij wist niet dat het van hem was, bladerde het eens door en vond het fantastisch. Dat zou ik ook wel eens willen. Maar dat kan niet. Ik hoor altijd de dingen die niet goed zijn. Per liedje weet ik vijftien dingen aan te wijzen die ik anders had moeten doen. Dat hoort er bij.  Of je gaat door tot het perfect is, wat niet bestaat. Of je zegt: ‘nou dit is het dan maar, volgende keer beter.’ Dat laatste bevalt me het beste.”