Johnny Mastro steelt de show

Vier prima acts op het Bluesfestival in Oostburg

Gijs Kamphuis ,

De blues heeft sinds een aantal jaren een vaste plek in Oostburg. Bluesclub The Lane verzorgt daar in zaal The Lane verschillende concerten en een festival. Voor de editie van dit jaar zijn vier internationale acts gestrikt. David Gogo, Long Tall Danny, The Veldman Brothers en Johnny Mastro & Mama’s Boys.

Als David Gogo iets na vier uur het podium beklimt is de Oostburgse zaal al goed gevuld. Een slimme zet van de organisatie om deze ervaren Canadees vroeg te programmeren. En deels noodzaak omdat de man ’s avonds laat nog een optreden heeft staan. Gogo laat zich begeleiden door drums en bass. In het verleden had hij nog wel een orgel bij zich. Maar vandaag beperkt hij zich tot een basisbezetting, zonder kracht in te boeten. Beklimt zijn gitaar met alles wat voor handen is en verzorgt een mooie bloemlezing uit zijn rijke oeuvre. Eveneens plukt hij de vruchten van het draadloostijdperk door halverwege zijn set al solerend naar de bar te wandelen. Om al snarenplukkend een bestelling te doen, deze te verorberen en de zon op te zoeken, die deze dag ook in Oostburg volop schijnt. Het lege glas gebruikend als slide in een zinderende solo. 

In die zelfde zon mag Long Tall Danny het publiek vermaken met een optreden in het tuinpaviljoen. De Belg doet het deze keer akoestisch, vergezeld door mondharmonicaspeler Frederick Defaeye. Hun ‘back to the roots’ Chicago blues kan ongeveer drie nummers de aandacht vasthouden. Daarna lijkt de avondzon, de pinten en het handen schudden van oude bekenden voor de meeste bezoekers belangrijker. Met de twee Bruggelingen op de achtergrond is het goed toeven in de tuin van The Lane. Al had Danny, gezien de tanende aandacht voor zijn werk, dat liever anders gezien. Misschien mag hij het volgend jaar met volledige band nog eens proberen.  

Voor The Veldman Brothers verkassen we weer naar binnen. De groep rond Gerrit en Benny Veldman is zeker geen onbekende in het wereldje. De band werd vorig jaar nog uitgeroepen tot beste Nederlandse bluesband en laat horen dat ze die prijs niet voor niets gekregen heeft. Rhythm & Blues, Swingblues en Deltablues met een randje rock zo omschrijft de band haar diverse geluid. Het is vooral Benny zijn hammondorgel en zijn mondharmonica die het geluid een echt eigengezicht geven. De soulvolle gitaar van Gerrit en de prima ritmesectie (Marco Overcamp op drums en Donald van der Goes op bas). Oostburg swingt op The Veldman Brothers en hun prima show. 

Als laatste is het de beurt aan Johnny Mastro en zijn Mama’s Boys. Nu is er veel van te zeggen, maar mama’s kindjes zijn deze stoere Amerikanen alles behalve. Hun bluesrock swingt, beukt, zweet en giert aan alle kanten. Met veelal uptempo nummers wordt de snelheid hoog gehouden en de zaal tot een kookpunt gebracht. Mastro, met zijn onafscheidelijke zonnebril, hoeft niet veel meer te doen dan zijn stem en mondharmonica te laten spreken. Neem daarbij de vlammende gitaarsolo’s van snarenplukker Smokehouse Brown, flink wat Amerikaanse bravoure en je bent er. Songtitels zijn mij onbekend, maar wat zou dat ook. In dit gekkenhuis spreekt de blues en heeft Mastro het publiek aan de lippen. Voor de liefhebbers is dat ook het enige dat telt. Alles willen ze horen, zien en voelen. Dit genre verbindt en verbroederd, het spreekt geen klare taal, maar de taal van de blues. En die verstaat elke liefhebber.