Bevrijdingsdag 2011: over het platteland rondom Gapinge waaieren schrille tonen op een dof ritme. Kai Disko is op deze zomerse voorjaarsdag aan het oefenen. Ze zijn vandaag slechts met zijn drieën en het ruikt bedompt in het voormalig varkenskot dat ze delen met de mannen van Joy rock. ‘Ja sorry hoor, de bassist is een huis aan het bouwen en onze 3e gitarist is gisteren vader geworden. Wil je een biertje?’ Kai Disko is een vriendenclub met een rafelig randje. Een gesprek met bandleider Eric, drummer Lennert en gitarist Emiel over rockopera’s, gefnuikte ambities en de teloorgang van de schaamluis.
Het is niet hard gegaan met Kai disko, dat al weer een jaar of drie geleden in rockkroeg seventy-seven werd opgericht. De liedjes lagen al jaren op de plank en een oefenruimte was snel gevonden. Optreden was ook geen probleem. Eric de Vries, voor velen nog bekend van ScaleModels en Formica, kon bij wijze van spreken op ieder Zeeuws podium schijten. Toch staan ze aanstaande zaterdag pas voor de eerste keer in poptempel ’t Beest en is het wachten op de eerste cd.
‘We wilden lekker oefenen en af en toe een café meepakken. Liefst niet meteen in Zeeland. We hebben een paar keer in Gent gespeeld en daarna op feestjes en de Middelburgse horeca’. We zitten in de zon op de rand van een beerput. Het is weldadig stil, in de verte grazen een paar koeien en is de skyline van Middelburg te zien. ‘Vroeger wilde ik een rock god worden’ mijmert Eric, ‘met mijn kont op het podium draaien a la Bryan Ferry. Nu hoeft dat niet meer zo nodig, hoewel het soms wel blijft jeuken. Met hypes hebben we niets, als het stof is neergedaald, wat blijft er dan nog over? Zoveel bands zien komen, zoveel bands zien gaan, het komt altijd op hetzelfde neer’. Gevraagd naar de muzikale voorkeuren wordt er gezucht en gekreund. Liever niet. Zo divers. Ok, de jaren ’70 zijn een ijkpunt. En ok, Bowie is een held, maar dat geldt toch voor iedereen die een beetje van muziek houdt? ‘Van die over-the-top rockopera’s van bijvoorbeeld Deep-Purple kan ik erg genieten. Aan de andere kant; er gaat niets boven een kort en puntig popliedje. Ook al zijn de jaren ’60 en ’70 een onontkoombaar referentiekader, je moet als muzikant wel de slag naar 2011 maken. Nu is allemaal net wat harder, sneller en gelikter. Het gevaar hiervan is wel dat alles vastligt en het experiment uit de muziek verdwijnt. Dat hopen wij te voorkomen’.
Vorig jaar ging de band de studio in om een plaat op te nemen. Een ambitieus project, zo blijkt al snel. ‘Waar andere bands eerst een EP-tje uitbrengen hebben wij alles in ruwe vorm opgenomen. Maar omdat al snel bleek dat we niet bepaald de lo-fi aanpak hanteren werd de CD een zwaardere bevalling dan de dochter van onze gitarist. Het mag best rammelen en schuren, maar het moet wel goed klinken. En dus hebben we Iljan Mol, die vroeger het geluid deed van Racoon, benaderd. Hij heeft een studio aan huis waar we nu de puntjes op de i zetten’. En zo werd het debuut een lange weg met veel hobbels en bochten. ‘We besloten toch maar niet met een dubbelalbum de debuteren, er is geschrapt tot er elf nummer over zijn gebleven. We zijn nu bijna klaar. Het was leuk geweest als onze plaat tijdens het 3v00r12-feest zou worden gepresenteerd, maar dat halen we net niet. Een maandje geduld dus nog’.
Hoewel Kai Disko op het eerste gehoor rockmuziek maakt is het toch lastig de muziek te definiëren. ‘We houden niet van klassieke popschema’s als couplet – refrein – couplet – brug, en zo verder. Soms spelen we een couplet maar een keer of herhalen we de brug tot in het oneindige. Mensen af en toe op het verkeerde been zetten, niet voor het gemakkelijke gehoor gaan, ja, dat vinden we wel lekker. Disfunctionele popmuziek, dat is een hokje waar we best in willen passen. Grimmig ook, liefst met een zoete grondtoon’. Met drie gitaristen klinkt de sound soms behoorlijk bombastisch. ‘De kunst van het weglaten is een krachtig principe dat zeer goed werkt. Maar dan moet er wel wat weg te laten zijn. Met drie gitaristen valt er heel veel weg te laten en soms doen we dat, vaak ook niet. Dan draaien we om elkaar heen, kleuren de gitaarlijnen in en wanen we ons even een metalband. Met kort haar dan, want we scheren ons natuurlijk wel’.
De teksten zijn een zware bevalling voor Eric, die ook het merendeel van de muziek schrijft. Zijn zanglijnen zijn vaak lieflijk, vergelijkbaar met Blur, Belle & Sebastian of Lanaghan & Campbell, maar wie goed luistert, krijgt het recht in zijn smoel. ‘Ik heb eigenlijk maar twee thema’s: seks, of laten we zeggen lust…en de dood. Waar moeten we het dan over hebben? De liefde? Ja, dat is een origineel thema, laten we eens een liedje over de liefde schrijven. Meestal schrijf ik eerst de muziek en heb ik al een melodie in mijn hoofd. Dat vul ik fonetisch in met klinkers en uiteindelijk pers ik er een tekst uit. Liefst cynisch en grimmig. Vervolgens gaan we met zijn allen aan de slag. Lekker spelen op een doordeweekse avond tot we de nummers doorgronden en er iets moois ontstaat. Deze aanpak vergt veel tijd, maar wat geeft ’t zolang de ambitie niet verder reikt dan de lengte van het schaamhaar van mijn mede-bandleden. We hebben ook niet echt een doelgroep voor ogen’. Lennert valt in: ‘Ik denk dat we muziek maken voor een indie-publiek. Ik zou het in ieder geval kopen. Maar DJ’s of nostalgici kunnen er ook mee aan de haal, want we zijn van plan een aantal vinyl platen te laten persen. Dat kost wat, maar het is natuurlijk wel vintage’. Er ontstaat discussie welk publiek Kai Disko waardeert. Toch ook meisjes, zo blijkt tijdens optredens. Eric gnuift; ‘Die komen niet voor de muziek, die komen voor Lennert’. En zo grinniken de mannen nog even door, daar in Gapinge in de zon aan de rand van de beerput. Waar het al lang niet meer gaat over de band, maar over andere zaken in het leven die ook van belang zijn. Zeg jongens, hoe zit dat nou met dat scheren…?