Vuige solo’s en stevige hardrock met Vanderbuyst en Gingerpig

De zeventiger en tachtiger jaren terug naar de 21e eeuw

Tekst: Frits Brouwer Foto's: Dennis Wisse ,

Met de hedendaagse versies van Deep Purple en Van Halen waant een selecte groep die-hard hardrockfans zich veertig jaar terug in de tijd. Een prachtige avond vol rock ’n roll.

De zeventiger en tachtiger jaren terug naar de 21e eeuw

Goes, zaterdag 26 maart, negen uur ’s avonds. Poppodium ’t Beest begint langzaamaan wat voller te raken, al is de opkomst nog steeds niet bijzonder indrukwekkend. Tussen de twintig en dertig toeschouwers, veelal mannen die met hun lange haar en zwarte shirts, niet zouden hebben misstaan in de 70s hardrockscène. Ze staan gemoedelijk te converseren in afwachting van de eerste band.

 

Herr Mayer, de frontman van het driekoppige The Lords of Skull Island, wenst de zaal een goede avond, waarop de Belgische band zonder verdere plichtplegingen begint te spelen. Geen nood, het kleine publiek heeft weinig aanmoedigingen nodig. Meteen valt op dat podiumpresentatie duidelijk geen sterke kant van deze rockact is. Afgezien van een ritmisch meeknikken met de muziek leken de mannen bijna bang zich te veel te bewegen, en een voorzichtig “You alright? – Cool” is lange tijd het enige wat niet muziekgerelateerd is.

De sobere liveshow ten spijt, steken de nummers zowel compositioneel als instrumentaal uitstekend in elkaar. The Lords brengen voornamelijk stevige garage, gelardeerd met de hoge hardrockuithalen en uitstekende gitaarsolo’s van Mayer die blijk geven van een uitstekende instrumentbeheersing begeleid door het uiterst strakke drumwerk van Tyler von Durden. Zelfs bassist Dave Kostman onderscheidt zich nu en dan met een fijne donkere baslijn. In de heen en weer golvende instrumentale gedeelten lijkt het alsof Mayer’s gitaar en Kostman’s bas lispelend een conversatie voeren. Als deze band een wat praktischer naam aanneemt en meer schwung in de show brengt, kan dit zeker wat worden. Een potentieeltje.

 

Het Zeeuwse Gingerpig is gevormd rond de voormalig gitarist van succesvolle deathmetalband Gorefest. Het huidige project van de in Goes geboren en getogen Boudewijn Bonebakker is in feite een uit de hand gelopen justificatie voor de aankoop van een Hammondorgel. In combinatie met Bonebakkers rock- en metalachtergrond, resulteert dit in bluesrock die doet denken aan het tegenwoordig redelijk succesvolle Limburgse DeWolff. Hoogtepunt in de eveneens niet uitzonderlijk energieke, maar wel uitstekend gespeelde set, is het eerste nummer Indefinite Muddle of Conspiracies, gekenmerkt door een langdurige Hammondintro waarop Bonebakkers stem, als een vijfde instrument, naadloos invalt. IJzingwekkend hoog zijn en sterk door Deep Purple geïnspireerd haalt zijn stem uit en overstijgt het de clichématig scheurende gitaren.

De groep toeschouwers is inmiddels behoorlijk gegroeid, en Bonebakker weet dat hij onder zijn publiek een zekere populariteit geniet. Het geeft zijn presentatie een zekere nonchalance. “Ik ga er niet veel woorden aan vuilmaken. We spelen gewoon en dan moet je maar kijken of je het leuk vindt.”

Regelmatig lijken de mannen muzikaal te freestylen met snerpende orgelsolo’s, voorzichtige bekkens en een eenvoudig baslijntje, waar Bonebakkers stem over dwaalt. Dan weer gooit de band de remmen los en transformeert het bijna in een hardrockact. Desondanks komen de tempowisselingen goed geregisseerd over. Het bij aanvang slecht afgestelde geluid, waardoor de drums te sterk overheersen om de oldschool bluesrocksound van de opnames te benaderen, is wel een sterk minpunt. Gelukkig pretendeert Gingerpig absoluut niet origineel te zijn. Ergens geeft dat slechte geluid misschien net de show het charmant rammelende randje dat de band supreme retro maakt.

 

Voor hen die weten dat de band zich presenteert als de reïncarnatie van Van Halen en Vandenberg, is het van origine Zeeuws-Vlaamse  Vanderbuyst, de laatste act van de avond, geen grote verrassing. Of misschien toch wel. Immers, Willem Verbuyst, ex-frontman van het in 2007 gestopte Powervice, doet geen enkele poging zijn eigen genre te ontwikkelen of op een andere manier vernieuwend te zijn. Toch is wat deze band, laat zien verbluffend goed. Als ware 70s rockidolen staan zij op het podium: wijdbeens in hun strakke lichte jeans, Verbuyst met een driehoekige gitaar, headbangend de toon aangevend voor het publiek. Met de linkervoet op de versterker en na elk nummer de rechtervuist in de lucht pompt de band energie vanaf het podium de zaal in.

Opvallend is dat bassist Jochem Jonkman tegelijkertijd ook vocalist is voor de band; en zijn vocalen zijn meeslepend genoeg om het nummer Rock Bottom van de onlangs uitgekomen eponieme plaat ook na drie keer spelen nog een meebruller te maken. Barry van Esbroek bespeelt de drums als een wildeman; Jonkmans stem is meeslepend, Verbuyst’s solo’s en gitaarwerk zijn bijna briljant te noemen, en ook de presentatie is levendiger dan dat van de twee voorgaande bands. Het publiek lijkt alles te imiteren: van de geheven vuist, de energieke bewegingen, tot het schreeuwen van makkelijk volgbare leuzen uit de tekst. Zelfs het eerste afscheid van de band is maar tijdelijk: na een onvermijdelijk ‘We want more!’ en ‘Spelen!’ uit de zaal komen de mannen terug, een pilsje in de hand. Verbuyst laat de zaal nog even in de microfoon schreeuwen en dan zet de band voort waarmee ze even waren gestopt: met strakke, doordringend vuige hardrock maken. Na een idioot goede drumsolo van Van Esbroek hangt Vanderbuyst, ondanks herhaaldelijk aandringen van de zaal, de gitaar in de wilgen. Al is originaliteit ver te zoeken, de band is geniaal in wat het doet: de zeventiger en tachtiger jaren terugbrengen naar het Nederland van de 21e eeuw.