Thomas Dybdahl is een singer-songwriter die zich in eigen land hoog door de hitlijsten beweegt. Alle drie zijn albums hebben in de Noorse top-10 gestaan. Zijn laatste, ‘One Day You’ll Dance For Me New York City’, kwam zelfs binnen op nummer 1. Opmerkelijk, vooral omdat Dybdahl pas 25 jaar is en op het eerste gehoor zeker niet voor het makkelijke hitsucces gaat.
Echt iets bijzonders dus? De opkomst in Tivoli de Helling suggereert eerder het tegenovergestelde: meer dan dertig of veertig betalende bezoekers zullen er niet geweest zijn. Ook de keuze voor Born (Stuyven, zong in Enos en was solo winnaar van een Essent-award, red.) als voorprogramma stemt weinig hoopvol: de langharige dertiger verveelt vooral.
De zanger/gitarist die normaal met een volledige band speelt maar nu alleen een pianist meegenomen heeft, put voor iedere wending en elke zinsnede uit het Grote Handboek van Amerikaanse Rockplatitudes; een beetje gruis op de stem in emotionele momenten, een beetje schudden met de gitaar in de instrumentale stukken, een beetje losjes met de haren. Born is een neef van Daan Stuyven, die al jaren fijne muziek maakt onder zijn voornaam en met Dead Man Ray. Het is wel duidelijk aan welke kant van de familie het muzikale talent zit.
Als Thomas Dybdahl hierna met de vijf leden van zijn begeleidingsband The Great October Sound opkomt – allemaal strak in het pak – en de eerste noten inzet, zijn de slechte herinneringen gelukkig onmiddellijk verdwenen. Wat een prachtig geluid zit er in die man! Want zijn stem is het eerste dat opvalt: soepel, buigzaam en met dat heerlijke vermogen om schijnbaar moeiteloos en spontaan om de melodielijn heen te kronkelen. Denk aan Jeff Buckley en je zit in de goede hoek, ook om het enorme plezier én de emotionele intensiteit waarmee gezongen wordt. Ook in de opbouw van veel liedjes is Buckley een duidelijk referentiepunt: de heldere, stuwende melodieën en de manier waarop naar een climax toegewerkt wordt zijn vooral in het schitterende ‘From Grace’ goed te herkennen.
Wat Dybdahl echter vooral bijzonder maakt, is niet slechts dat Buckley’tje spelen. Dat kunnen Keane en Coldplay ook, maar in tegenstelling tot deze bands weet Dybdahl met zijn band dit bekende geluid te verrijken in plaats van te mikken op makkelijke sentimentaliteit. Met warme, bijna ouderwetse instrumenten als een Hammond Organ, Pedal Steel, Rhodes Piano en Vibrafoon worden subtiele accenten geplaatst, zowel op onverwachte momenten als wanneer het niet anders lijkt te kunnen. De uitstekende band weet ook precies de grens te vinden tussen het uitblinken op hun instrumenten en het spelen in dienst van het geheel.
Tel daar ook nog eens bij op dat Dybdahl een heel charmante en grappige frontman is en dat het spelplezier er aan alle kanten van af spat, dat er aan alle kanten meegezongen kan en mag worden en dat de liedjes, hoewel herkenbaar, fris en gewoon heel goed zijn, dan wordt het ineens een hele mooie avond. En zou het best wel eens zo kunnen zijn dat de Noor met een beetje mazzel Tivoli Oudegracht nog wel eens uit gaat verkopen.
Thomas Dybdahl & band + Born
Gezien: Tivoli de Helling, donderdag 27 oktober
Thomas Dybdahl speelt halfgevulde Helling plat alsof het om Paradiso gaat
Noorse singer-songwriter heeft het helemaal
Afgelopen donderdag speelde Thomas Dybdahl met zijn band in een halfleeg Tivoli de Helling alsof hij een superster was. En misschien is dat ook wel zo. Thuis in Noorwegen is hij in elk geval al hard op weg om er een te worden. Wat volgt er nog?