Kan een dinsdag aanvoelen als een vrijdag? YĪN YĪN beantwoordt die vraag met een volmondige 'ja natuurlijk!' en zorgt vervolgens voor een muzikale wereldreis in 013 waarbij we al aardig wat uithoeken van de aarde hebben gezien met voorprogramma Chica Chica die zelf een thuiswedstrijd speelt. Een avond waarin de ‘Thaichedelic’ sound, Japanse disco en cumbia zegevieren en alle bezoekers van de Next de winnaar zijn.

Een betere opener voor YĪN YĪN dan Chica Chica, zou dat bestaan? Niet alleen de liefde voor het herhalen van een klank in de bandnaam wordt gedeeld, ook de fascinatie voor muziek uit een ander werelddeel is de gemene deler van de Limburgse en Tilburgse band. Want de psychedelische cumbia muziek gaat er uitstekend in als Chica Chica in de Next begint. De aandacht wordt vanaf moment één op het podium gepakt door de zwoele sferen van ‘Year of the Dragon'. Gitarist Jeroen Kant laat zijn instrument surfen op de muziek met behulp van een wah wah-pedaal en je moet van hout zijn gemaakt, wil je niet meedeinen op de klanken. 

Over cumbia gesproken, de band wisselt hun eigen repertoire af met dat van een van hun iconen: ‘La Danza De Los Mirlos’ van Los Mirlos. Buiten is het misschien fris, maar hierbinnen waait er een Colombiaanse wind die heel andere plannen heeft met de temperatuur. Dit publiek kan zich met gemak opwarmen dankzij de eerder genoemde Jeroen Kant, maar ook bassiste Judith Renkema en drummer Luuk Adams imponeren met hun sterk samenspel. En als je dan nóg niet aan het dansen bent, dan helpt de koebel en shaker verderop in de set wel. De koude voetjes zijn dan losgeweekt en klaargestoomd voor YĪN YĪN.

Het lijkt een eeuwigheid geleden, maar de laatste keer dat YĪN YĪN in Tilburg speelde is nog maar een jaar geleden: op de Main tijdens de eerste editie van Here’s The Thing. En zes jaar geleden in de Next, maar toen nog als voorprogramma voor Altin Gün. Tof dus om te zien dat de Limburgse band nu de jas van de hoofdact mag aantrekken, en met album Mount Matsu, dat begin dit jaar uit is gekomen, onder de arm meer dan genoeg munitie heeft om op de Nederlandse poppodia af te vuren.

En op de eerste kogel uit YĪN YĪN's arsenaal staat de naam ‘The Year of the Rabbit’; de opener van Mount Matsu en laat de band meteen horen dat sinds dat album de ‘Thaichedelic’ sound deels is ingewisseld voor een Japanser geluid ('matsu' betekent 'pijnboom' in het Japans). Wat is gebleven is de uitzonderlijk stevige fundering die door drums, bas, synth en gitaar wordt gelegd door naadloos in elkaar te klikken. 

Op ‘Pia Dance’ zingt de band: “Piaaaaaa, you make me wanna dance”. Lukt dat? En of dat lukt, stil blijven zitten is er ook hier niet bij, met dank aan een hoger tempo, een discosound waarbij een traditioneel instrument als de koto enorm funky klinkt en dit de soundtrack had kunnen zijn van een Japanese versie van Saturday Night Fever. Maar alleen maar dansen wordt vermoeiend, dus ook een rustpuntje wordt ingelast als gitarist Erik Bandt plaatsneemt voor het rode licht en als in een western wordt de spanning opgebouwd. Dan klapt vervolgens de gong erin en zijn we weer aan het dansen met een stroboscoop die misschien zijn taak net te goed doet, waardoor je liever even ergens anders heen kijkt dan het podium.

Het rustpunt is maar van korte duur dus, en de voeten van het dansgrage publiek worden op de proef gesteld. Tijd voor een luisternummer is er niet, voor een troefkaart wel, want drummer Kees Berkers krijgt een moment om zijn kunstvorm optimaal tot uiting te brengen. De rest van de band neemt plaats op de grond, hij gooit een beat erin die als een paringsdans wordt omschreven.

“Nu gaan we het laatste nummer spelen”, verkondigt Robbert Verwijlen, die een luid 'ahwwww' daarop terugkrijgt. Het blijkt een leugen te zijn, want we krijgen niet een, maar twee nummers als toegift met als afsluiter misschien wel dé grootste floorfiller van YĪN YĪN: Dis Kô Dis Kô die met de constant lopende synthesizers nog het meeste aanvoelt alsof Giorgio Moroder de koffers heeft gepakt en een tripje Azië heeft gedaan voordat ie italo-disco ging maken.

Of YĪN YĪN de reputatie moet blijven behouden van dansband is de vraag. Met hun nieuwe album hebben ze al duidelijk gekozen voor een andere geografische koers, maar dat we moeten dansen op hun muziek; dat is niet veranderd. Toch maakt een show als deze heel benieuwd hoe YĪN YĪN zou klinken als het tempo nog veel verder naar beneden wordt geschroefd, want met hun muzikaliteit zou dat geen probleem mogen zijn. En aan de blije en tevreden hoofden te zien van de mensen die 013 verlaten is het voor hun ook geen probleem als we maar blijven dansen op die dis ko dis ko-muziek.