We beginnen deze dag met de integrale uitvoering van het plaatje 'Imperative Imperceptible Impulse' van het Italiaanse Ad Nauseam, dat reeds om één uur 's middags op de rol staat - mensenkinderen, wat een tijd, maar we slagen er gelukkig nog net in tijdig aanwezig te zijn in de toch reeds behoorlijk gevulde Engine Room. Soms kan men aan de hand van bandnaam en albumtitel(s) al een vrij betrouwbare gok wagen over het karakter van de muziek die ons zal worden voorgeschoteld, en als u naar aanleiding van de (al dan niet geleende) woorden uit het 'dode' Latijn net als ons in de richting van de meer hermetische technische death metal zou denken, zit u helemaal goed. Anders dan de buitenstaander wellicht zou denken, vertonen deze nerds onder de metalbeoefenaars niet zelden een zekere hang naar spiritualiteit, maar de wijze waarop de frontman hieraan uitdrukking geeft is zelfs voor ons nieuw: Met gesloten ogen en gestrekte armen staat hij op het podium, waarbij hij er niet voor terugschrikt een soort gebrom uit de diepten van de keel te laten ontsnappen dat best wel wat weg heeft van Tibetaanse monnikenzang. 'Buddhist death metal'? Wie zal het zeggen. De immer ondergewaardeerde religieuze deugd der nederigheid heeft de man in elk geval zeker, want na vrijwel elk nummer maakt hij diepe buigingen of heft hij de gevouwen handen in dankbaarheid naar het publiek op. Sympathiek. We moeten even wennen aan de onverwachte omslagen van zeer felle passages naar meer verstilde, meditatieve stukken, maar aan het einde van de set heeft de band ons helemaal voor zich gewonnen. Extreme meditatie for the win!
Dat Roadburn in de loop der jaren een steeds afwisselender festival is geworden, blijkt wel uit de reis die we deze dag maken: van de nietsontziende hermetische klanken van Ad Nauseam naar de open, vrije improvisaties van Under The Surface & White Boy Scream.
AD NAUSEAM
TROUNCE
Door naar de compositie-opdracht van gelegenheidsband Trounce, een band gevormd rond de kern van enkele leden van Coilguns, die onder meer worden bijgestaan door lieden die we gisteren ook al onder de naam Yrre aan het werk zagen. We hebben het niet precies bijgehouden, maar het aantal compositie-opdrachten voor het festival is dit jaar misschien wel groter dan ooit: Vier in getal, voor elke dag één. Het is natuurlijk altijd spannend om te zien waar mensen mee op de proppen komen, en of ze er in geslaagd zijn in een vrij kort tijdsbestek iets samenhangends te produceren. Dat zoiets niet evident is, blijkt vanmiddag: Wat we te zien krijgen is een vrij eclectisch allegaartje van losstaande muzikale ideeën die op zichzelf vaak best goed zijn, maar die, in elk geval in het hoofd van deze luisteraars, niet tot een geheel willen versmelten. De goede wil is er zeker, de inzet ook, dat laat zich aan alles aflezen, tot aan de goed doordachte lichtshow aan toe, maar dit werkstukje, dat men de naam 'The Seven Crowns and Arias of The Empty Room' heeft meegegeven, beweegt wat stuurloos op en neer tussen wave, posthardcore, abstracte avant-garde en wat niet al. Nu vinden we het zelf niet zo bezwaarlijk om zo een kijkje in de creatieve keuken te krijgen, maar van de andere kant is het ook niet gek dat menig bezoeker bij deze eigenaardige hotchpotch van min of meer losstaande ingrediënten afhaakt en het heil elders gaat zoeken. Wie niet waagt, die niet wint, maar soms kunnen waagstukken ook enigszins mislukken. Geen schande; en wie weet, misschien blijkt ons oordeel te voorbarig en zou het werk na herhaalde beluistering toch weten te overtuigen.
ASHENSPIRE
Een beter afgebakend, hoewel bepaald ongebruikelijk concept, steekt achter de Schotse avant-garde queer black metal van Ashenspire. Ja, u leest het goed: Queer black metal, zeker te plaatsen in de stroom van meer linksige blackmetalbands die de scene het afgelopen decennium overspoelt, maar met een eigen touch, die misschien nog het best wordt verpersoonlijkt in de figuur van de saxofonist, slechts gekleed in iets wat we eerst voor een zwembroek aanzien, maar bij nadere beschouwing een zeker niet te lang uitgevallen Schotse kilt blijkt te zijn. Zo ziet men maar weer: tradities evolueren voortdurend, en dat kan men mutatis mutandis ook voor de blackmetalscene zeggen. Het gevoel van woede en vervreemding jegens de moderne maatschappij (dat zich bij deze band in zonderheid kristalliseert rond de afkeer van de fantasieloze betonblokken waarin zovelen van ons, zowel in Groot-Brittannië als daarbuiten, gedwongen onze dagen slijten) is gebleven, maar verbindt zich hier met een links antikapitalistisch vertoog dat in deze hoek vroeger veel minder prominent aanwezig was. De rappe en boze black metal vol militante tromroffels en snerpende saxofoonuithalen wordt met overgave gebracht, en de meeste bezoekers van de (voor festivalbegrippen) gemoedelijke Engine Room blijken al snel gewonnen voor het door Ashenspire verklankte levensgevoel. Band blij, publiek blij.
OISEAUX-TEMPÊTE
We hebben nog even tijd om buiten in het zeldzaam prettig stralende zonnetje wat te keuvelen/halfdronken te schreeuwen, voor we ons weer naar The Terminal begeven voor het optreden van het in Parijs gevestigde Oiseaux-Tempête. Ook deze band was ons voor verschijning op het affiche volstrekt onbekend, hoewel men al zeker tien jaar gestaag aan de weg blijkt te timmeren. Roadburn beloont de inspanningen van deze muzikale duizendpootjes bijzonder riant, door ze drie dagen op rij te programmeren en zo in de gelegenheid te stellen hun volledige oeuvre aan de nieuwsgierigen te presenteren. Vandaag zijn de eerste twee albums aan de beurt. We gaan er volledig blanco in, zozeer dat we u zo geloofd zouden hebben wanneer u ons wijs had proberen te maken dat we hier eigenlijk met een stel Franstalige Canadezen van doen hebben die bij een label als Constellation actief zijn. Vreemd is deze associatie niet, want deze globetrotters hebben ook wel eens Montréal en de Constellation-huisstudio aangedaan, maar dan vele jaren na verschijning van hun debuutalbum, dat bij ons meteen associaties oproept met het plaatwerk dat zo'n twintig jaar daarvoor werd uitgebracht op het genoemde label. 'A trip down memory lane' dus, zo u wil, en bepaald geen onaangename.
Voor de opvolger van hun 'self-titled' debuutalbum, dat de licht melige titel 'Ütopiya' heeft meegekregen, verdubbelt men het aantal mensen op het podium (van drie naar zes) en verruilt de zuivere postrocksferen voor een wat experimenteler geluid, waarbij niemand minder dan (ex-The Ex-frontman) G.W. Sok de gelegenheid krijgt zijn vaak wat vertwijfelde teksten over het publiek uit te storten. Het utopisch verlangen wordt gevoed door een hoop die men met moeite ontrukt aan wanhoop en vertwijfeling, dus ongepast is dit niet, en persoonlijk zijn we sowieso blij deze iconische figuur uit het Nederlandse muzieklandschap weer eens op een podium te mogen begroeten. De man vertegenwoordigt het tegendeel van alle opgeklopte sterallures, maar heeft daarmee des te meer presentie. Indrukwekkend.
ANTICHRIST SIEGE MACHINE
Een hapje etend in een vertrouwde pizzeria aan de Korte Heuvel, worden we er door medebezoekers op gewezen dat daar vlak tegenover, in de Cul, aanstonds een optreden van Antichrist Siege Machine gaat aanvangen. Een plotse hoosbui doet de rest: Snel steken we het straatje, tijdens Roadburn ook wel de 'Weirdo Canyon'genoemd, over, om ons in de warmte van dit gelukkig nog niet geheel volgelopen gezellige café te koesteren. De weinig tot het christendom geneigde mannen blijken er zin in te hebben vandaag, want ver voor de vastgestelde aanvangstijd van half acht begeeft het duo zich al op het podium om hun primitieve satanische gevechtsmachine in stelling te brengen. Een spervuur van drums, gitaargeweld en vervaarlijk gebrul is daarna ons deel. Zuiver pretentieloos vermaak dus - ook wel eens prettig.
JERUSALEM IN MY HEART
Even terug naar The Terminal dan, om het uit de oeroude aarde opborrelende geweld van daarnet te contrasteren met de muziek van iemand die Jeruzalem en dus het nieuwe, beloofde land in zijn hart heet te dragen. Althans, dat denken we, waarbij we ook op het verkeerde been gezet worden door het feit dat de man zijn platen uitbrengt op (jawel) Constellation, gekend om de utopisch-hoopvol gekleurde uitingen van een band als A Silver Mt. Zion. We hadden al gezien dat de klankwereld van bouzoukspeler Radwan Ghazi Moumneh sterk door zijn culturele achtergrond gekleurd wordt, maar waar wij eerder rustige en eventueel melancholieke Arabische klanktapijten verwachtten, blijken we in werkelijkheid geconfronteerd te worden met reusachtige dissonante geluidsmuren, die minstens zoveel door de huidige politieke situatie in Jeruzalem lijken te worden geïnspireerd als door enig hoopvol perspectief op een al dan niet transcendente toekomst. Zijn creatieve kompane blijkt daarbij ijverig in de weer met toepasselijk analoog filmmateriaal dat vanaf het midden van de zaal op het scherm geprojecteerd wordt, en zeker de kalmere momenten in de set (die er zeker ook zijn) van een aangename artistieke aanvulling voorziet. Een optreden voor de connaisseur.
UNDER THE SURFACE & WHITE BOY SCREAM
We verruilen de grote hal vervolgens voor het intieme Paradox, waar onze (min of meer) lokale helden van Under The Surface, die dit jaar 'Artist In Residence' zijn op het festival, een spontane samenwerking aangaan met White Boy Scream oftewel Micaela Tobin, die gisteren solo al grote indruk op ons wist te maken. Het concert start met een vrije improvisatie van Under The Surface alleen, waaruit de grote ervaring spreekt van dit uitstekend op elkaar ingespeelde trio, dat al vanaf het begin een sterke muzikale klik met elkaar heeft. Een prima begin, maar de grote vraag is uiteraard hoe de combinatie met White Boy Scream gaat uitpakken.
Op papier zou je kunnen denken dat de klassiek geschoolde sopraan Tobin en de de meer uit de wereld van jazz en improvisatie afkomstige Sanne Rambags zich nogal wat moeite zouden moeten getroosten om elkaar muzikaal te vinden, maar als Tobin (samen met bassist Nathan Wouters) het podium betreedt en het drietal tot een kwintet uitbreidt, blijkt al gauw dat de twee vocalisten elkaar heel gemakkelijk vinden. Dat heeft zeker te maken met de enorme vocale flexibiliteit van deze sopraan, die zich (net als Rambags) bepaald niet beperkt tot conventionele zang, maar haar stem op allerhande manieren inzet. Belangrijker is echter misschien nog wel dat beide vrouwen zich duidelijk innig verbonden voelen met oeroude (volks)tradities, en hun stemmen derhalve in zekere zin uit dezelfde bronnen putten (onze relatie met onze voorouders is overigens sowieso wel een doorlopend thema op dit festival, waar ook opvallend veel folkachtige artiesten op het affiche staan). De andere muzikanten slagen er doorgaans prima in om de beide zangeressen bij te benen, en over het geheel genomen blijkt deze samenwerking dan ook een gouden greep. Hulde aan het festival dat dit soort bijzondere optredens mogelijk maakt.