Initiatief voor nieuwe en vernieuwende muziek De Link heeft voor haar laatste concert van het jaar wel een heel bijzondere gast weten te strikken: Vicky Chow, lid van het vermaarde New Yorkse Bang On A Can All-Stars, maar vooral ook één van de meest begenadigde uitvoerders van uitdagend hedendaags pianowerk. Die reputatie bracht haar al veel mooie internationale optredens (zo zagen we haar anderhalf jaar geleden aan het werk in een afgeladen Electriciteitsfabriek in het kader van het Rewire Festival in Den Haag), dus was het des te specialer dat we dinsdag in de unieke gelegenheid waren om haar in de intieme setting van Het Cenakel solo te mogen aanschouwen. Deze opzet gaf ons een bijzonder inkijkje in de heel eigen wijze waarop ze haar instrument benadert, dat ons zeker nog lang zal heugen.

Het eerste stuk van de avond, ‘Mammal’, van de hand van de Canadees/IJslandse componist Fjóla Evans, vormt eigenlijk meteen een prima introductie op de speelstijl die Chow goed ligt. Veel muzikanten hebben de neiging hun instrument te zien als een entiteit met een eigen ziel en persoonlijkheid, bijna (of misschien wel helemaal) een soort boezemvriend of -vriendin. Dit eigen leven van het instrument wordt in dit stuk uitgewerkt en nog dikker aangezet door de piano zo te prepareren dat de klankkast inderdaad begint te bonken en grommen als een wild (zoog)dier. Een soms wat duistere en vervaarlijke luisterervaring, iets wat eveneens typerend blijkt te zijn voor de rest van de avond.

Met ‘Beach’ van David Lang komen we in iets rustiger maar ook treuriger vaarwater terecht – het stuk maakt deel uit van de cyclus ‘Memory Pieces’, die Lang heeft geschreven als kleine monumentjes voor overleden vrienden. Met de vriend waaraan dit stuk is opgedragen luisterde hij vaak naar The Beach Boys; vandaar de naam. De muziek is een bewerking van klanken van deze band, maar zoals Vicky terecht opmerkt herken je die niet terug. Het werk laat vooral een smachtende en nostalgische indruk achter; de componist lijkt als het ware zijn armen uit te strekken naar de verloren naaste, wiens dagen voorgoed vervlogen zijn.

De thematiek van rouw komt ook terug in het stuk ‘Compassion’ van Julia Wolfe, maar dan op een wat grotere schaal – het werk kwam tot stand in de nasleep van 9/11 en is bedoeld als eerbetoon aan de slachtoffers. Op basis van die titel zou je misschien een ingetogen uitvoering verwachten, maar hoewel het einde inderdaad een impressie van teder medeleven achterlaat, bestaat het leeuwendeel van deze compositie uit zeer woest toetsenspel dat eerder de gruwel en de pijn van deze aanslag lijkt te willen verklanken.

Misschien is het maar goed dat Chow daarna even de gelegenheid krijgt om uit te blazen, want na de pauze mag ze meteen weer vol aan de bak met een ‘nummer’ van haar eigen album A O R T A, waarin Andy Akiho haar volop de ruimte geeft om de fysieke kwaliteiten van haar instrument te exploreren. De piano is net als bij het openingsstuk geprepareerd, deze keer met behulp van kleine muntjes, maar nu mag ze ook zelf aan het werk in de klankkast, en staat ze dus geregeld voorovergebogen over het instrument te ‘dartelen’. We worden er zo wederom aan herinnerd dat de piano (ook) een percussie-instrument is, en de gamelan-associaties die we bij het eerste stuk al hadden, zijn hier helemaal sterk aanwezig (wellicht één van de redenen waarom Debussy zo positief getroffen werd door dit instrumentarium – hij zag waarschijnlijk deze verwantschap in klankkleur).

De compositie van Caroline Shaw die hierop volgt is een eerbetoon aan de pionierende fotograaf Gustave Le Gray, gebaseerd op een mazurka van Chopin – net als bij de zich langzaam ontwikkelende foto’s van Le Gray, waarop zich steeds duidelijker het uiteindelijke beeld aftekent, werkt ook dit stuk gestaag naar een bevredigend alomvattend slot toe.

Na dit wederom goed ingebouwde (en waarschijnlijk voor de uitvoerende broodnodige) rustpunt volgt het ware ‘pièce de résistance’ van deze avond, het welhaast onspeelbare ‘Sonatra’ van Michael Gordon, waarin hij (als we het goed verstonden) onder meer de haat jegens zijn pianolessen en/of zijn pianoleraar heeft uitgedrukt. Het zou ook de haat jegens de muzikant die dit stuk wil uitvoeren kunnen zijn, want om te zeggen dat dit geen sinecure is mag wel een understatement heten – Chow heeft de compositie heel gedisciplineerd beetje bij beetje moeten instuderen. Het resultaat is echter ronduit sensationeel; het werk bestaat uit zeer langzaam verschuivende patronen van zeer rap opeenvolgende notenstrengen, waarin alle toetsen die de piano rijk is worden benut. De sfeer die daarmee wordt opgeroepen is heel specifiek; ze bevat zeker een meditatief element dat je ook tegenkomt bij ‘minimal music’, maar dan veel beweeglijker en energieker. Wanneer Vicky in het hogere bereik bezig is, komen daarenboven onvermijdelijk een soort ‘robot/computer/sci-fi’-associaties op (achteraf horen we in elk geval dat dit bij meer mensen het geval was), wat ook wel goed rijmt met de schier bovenmenselijke prestatie die Chow hier levert. Een onvergetelijke ervaring.