Het eerste stuk van de avond, ‘Mammal’, van de hand van de Canadees/IJslandse componist Fjóla Evans, vormt eigenlijk meteen een prima introductie op de speelstijl die Chow goed ligt. Veel muzikanten hebben de neiging hun instrument te zien als een entiteit met een eigen ziel en persoonlijkheid, bijna (of misschien wel helemaal) een soort boezemvriend of -vriendin. Dit eigen leven van het instrument wordt in dit stuk uitgewerkt en nog dikker aangezet door de piano zo te prepareren dat de klankkast inderdaad begint te bonken en grommen als een wild (zoog)dier. Een soms wat duistere en vervaarlijke luisterervaring, iets wat eveneens typerend blijkt te zijn voor de rest van de avond.
Met ‘Beach’ van David Lang komen we in iets rustiger maar ook treuriger vaarwater terecht – het stuk maakt deel uit van de cyclus ‘Memory Pieces’, die Lang heeft geschreven als kleine monumentjes voor overleden vrienden. Met de vriend waaraan dit stuk is opgedragen luisterde hij vaak naar The Beach Boys; vandaar de naam. De muziek is een bewerking van klanken van deze band, maar zoals Vicky terecht opmerkt herken je die niet terug. Het werk laat vooral een smachtende en nostalgische indruk achter; de componist lijkt als het ware zijn armen uit te strekken naar de verloren naaste, wiens dagen voorgoed vervlogen zijn.
De thematiek van rouw komt ook terug in het stuk ‘Compassion’ van Julia Wolfe, maar dan op een wat grotere schaal – het werk kwam tot stand in de nasleep van 9/11 en is bedoeld als eerbetoon aan de slachtoffers. Op basis van die titel zou je misschien een ingetogen uitvoering verwachten, maar hoewel het einde inderdaad een impressie van teder medeleven achterlaat, bestaat het leeuwendeel van deze compositie uit zeer woest toetsenspel dat eerder de gruwel en de pijn van deze aanslag lijkt te willen verklanken.