Na enig gesoebat besluiten we gewoon maar te beginnen bij het begin, dat wil zeggen de act die het eerst begint te spelen, het Italiaanse Sherpa in het Patronaat, dat ons op zijn laatste plaat ‘Tigris & Euphrates’ meevoert naar de bakermat van de beschaving. De progressief-psychedelische klanken van het gezelschap komen zeer goed tot hun recht in de lichte, spirituele sfeer die deze ruimte bij daglicht uitademt. Het woord ‘kabbelend’ wordt in relatie tot muziek zelden in positieve zin gebruikt, maar feit is zeker dat deze band de kunst verstaat om, ondanks de bij tijd en wijle behoorlijk heftige uitbarstingen, een heel aangename flow neer te zetten, waarbij je makkelijk wegdroomt.
Door een late Pasen valt Roadburn vrij vroeg dit jaar, wat in combinatie met een frisse noordooster voor een wat ander weerbeeld zorgt dan we de laatste jaren gewend zijn geraakt. De zon schijnt echter nog steeds uitbundig deze eerste dag, dus veel festivalgangers laten zich niet ontmoedigen en nemen (wat dikker ingepakt dan gebruikelijk) plaats op de terrassen van de Korte Heuvel. Terwijl om ons heen oude vrienden elkaar treffen en belangrijke levensgebeurtenissen uitwisselen, breekt uw recensentenduo zich lichtjes het hoofd over de vraag met welk concert ze het festival het best zouden kunnen starten.
Die kans gunnen we onszelf echter niet, want ongedurig als we aan het begin van het festival nog zijn, willen we toch graag eens zien wat Thor Harris ondertussen met zijn vrienden in de Green Room aan het uitspoken is. Daar aangekomen constateren we dat achter de noemer Thor & Friends met name twee vriendinnen schuilgaan, aangevuld met een uit Engeland afkomstige blazer. We hadden de man met de opvallende naam al eens eerder aan het werk gezien als percussionist van Swans, maar wisten toen nog niet dat hij zijn eigen instrumenten maakt, waaraan hij hier samen met zijn dames klanken ontlokt die evenveel ontlenen aan de filmische composities van Moondog (de (viking)hippie avant la lettre) als aan het minimalistische (percussieve) werk van Steve Reich. In combinatie met het beeld van een ruisende boom bij glooiende velden dat we op de achtergrond zien, wordt de sfeer bijna idyllisch, maar de tonen van basklarinet en sopraansaxofoon zorgen voor een wat melancholiek contrapunt bij dit etherische geheel, dat wordt afgesloten met een soort doordringend bazuingeschal waar ook de hoofdman zelf zijn bijdrage aan levert.
Zo blijkt dus dat de Thor van de eenentwintigste eeuw met zijn verre voorvader de liefde voor slaginstrumenten (alsmede zijn krachtige, harige postuur) deelt, maar de voorkeur voor woeste donder- en bliksemspektakels heeft ingeruild voor een veel zachtmoediger performance – een gedaanteverwisseling die overigens ook in de vriendelijke gelaatstrekken van onze tijdgenoot te bespeuren is. Maar alle meligheid terzijde, het optreden dat deze man hier met zijn vriend(inn)en op zijn naamdag neerzet, is werkelijk bijzonder te noemen – zozeer dat we daarvoor het grootste deel van de set van vrouwe Myrkur hebben laten schieten. Gelukkig kunnen we er toch nog een staartje van meepakken, waarbij we worden getrakteerd op enige fraaie traditionele samenzang en een afsluitend nummer waar de frontdame zichzelf begeleidt op een oud snaarinstrument (het heeft wat weg van een nyckelharpa, maar op onze afstand durven we daar niet zeker van te zijn), wat goed aansluit bij de rustieke ‘arts&crafts’-stemming waar we in gekomen zijn.
Na een korte pauze vervoegen we ons weer in de kleinere zaal van 013 voor het optreden van de Franse ‘visual & soundscapeartist’ Treha Sektori, die ons vergast op een mythisch aandoend verhaal dat zich lijkt af te spelen in bijpassend nevelige oertijden; een duistere rituele setting die hij live voorziet van donkere, diepe klanken. De (zwart-wit)beelden die deze man maakt zijn prachtig, dat durven we op basis van de luttele minuten die we in het donkerste Roadburnhol vertoeven wel te zeggen, maar helaas zijn er erg veel mensen die zich ook in deze schitterende duisternis willen onderdompelen, waardoor je bijna op je tenen moet gaan staan om één en ander ook achter in de ruimte goed te kunnen zien.
Nu ja, we wilden toch al niets missen van het optreden van Molasses in de belendende zaal, dus dit geeft ons mooi de tijd om een goed plekje op het balkon uit te zoeken. De groep is speciaal voor deze Roadburneditie samengesteld en heeft de vrijheid gekregen voor deze gelegenheid ruim een uur aan muziek in de grootste zaal van het festival te presenteren. Het verhaal erachter is te lang om hier volledig uit de doeken te doen, maar zeer in het kort komt het hierop neer: de band is vernoemd naar de laatste track van het laatste album (‘Earth Air Spirit Water Fire’) dat Selim Lemouchi, vooral bekend als de drijvende kracht achter cultact The Devil’s Blood, tijdens zijn verblijf hier op aarde heeft uitgebracht. Zijn heel eigen artistieke en levensbeschouwelijke visie heeft veel muzikanten op een intieme wijze met elkaar verbonden; een verbintenis die door het verscheiden van Selim begrijpelijkerwijs een ander karakter heeft gekregen. Door een aantal oud-bandleden (waaronder de zus van Selim, zangeres Farida) weer bij elkaar te brengen, aangevuld met enkele andere muzikanten die de onderliggende donkere vlam van creativiteit kunnen aanvoelen, hoopt Roadburn deze onderlinge band en alles wat zij heeft betekend en nog kan betekenen nieuw leven in te blazen.
Het is natuurlijk altijd afwachten hoe zoiets uitpakt, maar het eindresultaat blijkt er zonder meer te mogen zijn. De muziek voelt aan als een lange suite waarin de occulte seventiesvibe met progressieve toetsen die het handelsmerk was van Selim een zeer herkenbare rode draad vormt. Het publiek is massaal uitgelopen en geeft tussen de nummers door blijk van groot enthousiasme – het feit dat veel van de aanwezigen de aanleiding van dit optreden misschien niet kennen, maar desondanks worden meegesleept, zegt genoeg over de kwaliteit van het gebodene. Dat laat natuurlijk onverlet dat dit concert voor veel anderen een grote emotionele lading heeft, een lading die nog sterker wordt wanneer Farida één van de laatste nummers opdraagt aan Michiel Eikenaar, die veel heeft betekend voor de underground. Hetzelfde kan natuurlijk gezegd worden van Selim, die echter ook jaren na dato nog zijn stempel blijkt te drukken op het muzikale leven van hen, met wie hij tijdens zijn leven in contact heeft gestaan. “To die but not to perish is to be eternally present.”
Veel tijd om onze indrukken te laten bezinken gunnen we ons echter niet, want daarvoor zijn we te nieuwsgierig naar het optreden van Lingua Ignota. Dat we hier met een bijzondere en eigenzinnige performer te maken hebben, blijkt wel uit het feit dat de dame zich in het midden van de kleine 013-zaal heeft geposteerd, waar ze onder andere een ijselijke coverversie van ‘Jolene’ ten gehore brengt, terwijl op het scherm tegen de achterwand van het lege podium een brandend landschap van bomen en huizen ons oog gevangen houdt. Dat oog heeft overigens ook weinig anders om zich aan te hechten, want tenzij je vlakbij staat, is het onmogelijk een glimp van de uitvoerende op te vangen, al zien we op een gegeven moment wel een paar handen met lichten door de lucht zwaaien.
Eenieder mag natuurlijk zelf weten hoe hij of zij zijn of haar optreden wil vormgeven, maar het is de vraag of deze setting voor dit moment en publieksaantal gelukkig gekozen is. Ze slaagt er zo in elk geval wel in een ongemakkelijke indruk achter te laten, en dat komt op zich wel goed overeen met de klanken die deze Kristin Hayter op ons los laat. Hoe dan ook, we laten zelf na enige tijd deze vervreemdende ervaring toch maar voor wat ze is. [Een dag later blijkt ze op te treden in het Ladybird Skatepark, een concert waar we toevallig in vallen. De geluidskwaliteit is hier natuurlijk wat minder en ook de visuele ondersteuning ontbreekt, maar gelukkig is het zicht nu wel goed, wat de performance voor ons meteen stukken indringender maakt. Ook de rest van het publiek weet het gebodene op waarde te schatten, blijkens de luide bijval die Hayter aan het einde van haar set oogst – een reactie die haar zichtbaar ontroert. Sowieso is het Skatepark, vanwege de plezierig aftandse uitstraling van de locatie en de bijbehorende informele sfeer, een waardevolle toevoeging aan het Roadburnpalet.]
Ruim op tijd stappen we vervolgens de grote zaal in voor het optreden van Hexvessel. De Finse bosnimfen, –kabouters of wat u maar wil mogen we ondertussen wel bijna vaste gasten noemen op Roadburn, maar met de uitvoering van hun album ‘All Tree’ mogen ze nu eindelijk hun liefde voor hun natuurlijke omgeving in de grootste Roadburnzaal tot uitdrukking brengen, wat zeker het visuele aspect van het optreden een extra dimensie geeft – de natuuropnamen die getoond worden zijn adembenemend. Verder doet Hexvessel precies wat je van ze mag verwachten – een sereen, maar daarom niet minder emoverend rustpunt verzorgen op een veelbewogen festivaldag.
Na zo weer helemaal tot onszelf te zijn gekomen willen we wel weer eens uit ons dak gaan, en dat komt mooi uit, want vlak voor het festival bereikte ons het vreugdevolle nieuws dat Mythic Sunship niet één, maar drie sets speelt, dankzij twee ingelaste sets in het Ladybird Skatepark – een nieuwtje dat ons uiterst welkom was, want anders hadden we vrijdag voor de bijna onmenselijke keuze gestaan tussen deze band en Triptykon. Snel naar het skatepark dus, waar de blonde gitarist van de Deense band ons samen met zijn kompanen algauw in een Earthless-achtige kosmische trip meeneemt. Zonder zo’n ervaring is een Roadburnfestival toch niet helemaal compleet.
Ook niet te missen, maar dan juist vanwege de hoge originaliteit van het gebodene is vervolgens het woest-heidense optreden van Heilung, dat met bizarre prehistorische uitdossingen de ruimte van het hoofdpodium goed kan gebruiken. Het indrukwekkende, groots opgezette ritueel dat men ons voorschotelt, uitmondend in een soort uitbeelding van een mensenoffer (een gebeuren dat helemaal niet de wrede indruk achterlaat die je er op papier van zou verwachten, maar juist een heel kwetsbaar en intiem, zeg maar gerust warm gevoel oproept, een emotionele reactie die ons vele jaren geleden bij een performance van Hermann Nitsch op Incubate ook al opviel – niet, dat we een terugkeer naar dit soort primitieve praktijken zouden willen bepleiten, maar het toont wel dat zaken toch vaak anders liggen dan je vooraf weleens zou denken) en een daaropvolgend wild-extatische dans, is werkelijk één van de meer aparte en memorabele dingen die we op Roadburn hebben mogen aanschouwen.
Na even van dit hele gebeuren te zijn bijgekomen, begeven we ons naar de voor ons geheide afsluiter van de avond, Mono and the Jo Quail Quartet, die de tien jaar oude Mono-klassieker ‘Hymn To The Immortal Wind’ in zijn geheel ten gehore brengt – een traktatie die we te danken hebben aan de gastcurator van dit jaar, Tomas Lindberg. Eenieder die Mono wel eens live aan het werk heeft gezien, weet wat hij of zij van hen kan verwachten: Uitgesponnen, epische melodieën die gevaarlijk dicht in de buurt komen van een zwelgende sentimentaliteit, maar hieraan toch telkens weer net weten te ontkomen, waarschijnlijk mede door de ernstige en oprechte manier waarop deze luide emotionele uitbarstingen ons door de uitvoerenden worden gepresenteerd. Hoe een strijkkwartet hieraan een extra dimensie kan toevoegen laat zich uiteraard makkelijk raden. Een zoete afsluiting van de eerste Roadburndag, die ons weer veel mooie herinneringen heeft gebracht.