Het Paasweekeinde leent zich natuurlijk bij uitstek voor inkeer en zelfreflectie, dus in zekere zin treft het goed dat we deze kwesties op Stille Zaterdag in de kleine zaal van De Nieuwe Vorst krijgen voorgeschoteld. Dat dit zelfonderzoek echter geen sereen of soepel karakter gaat krijgen, wordt meteen aan het begin van de voorstelling al duidelijk, wanneer Rianne alias Blossom (in een filminterview) de vraag krijgt gesteld of ze wel eens een masker draagt. Eerst probeert ze nog weg te komen met het antwoord dat ze nu geen make-up op heeft, dus dat er in die zin geen sprake is van een fysiek masker, maar tenslotte ziet ze zich genoopt toe te geven dat je als mens aan de anderen eigenlijk altijd wel een masker voorhoudt (het woord persona in het Latijn, waarvan onze woorden 'persoon' en 'persoonlijkheid' zijn afgeleid, betekent oorspronkelijk trouwens ook ‘masker’).
Dit gegeven vormt het uitgangspunt voor een ingenieus spel met schijn en werkelijkheid, waarin de lijfelijk aanwezige sopraan veelal reageert op haar geprojecteerde beeld op het scherm, zoals mensen ook vaak het beeld dat ze van zichzelf scheppen (of dat van hen geschapen is) imiteren of eraan gaan beantwoorden. Maar hoe dieper ze in zichzelf wegduikt, hoe meer ze kortom tot zichzelf komt, hoe meer ze de grip op zichzelf dreigt kwijt te raken, geconfronteerd wordt met de donkere krachten in haar, waarvoor ze bang is (ergens in de film geeft ze aan dat haar grootste angst haarzelf geldt), maar waardoor ze tegelijkertijd lijkt te worden gefascineerd, misschien ook als de bron van haar creativiteit (haar laatste houvast vindt ze, niet helemaal toevallig, in een schijnbaar zeer vluchtig iets – haar eigen stemgeluid).