We beginnen deze zondag echter, net als vorig jaar, met een muzikale ontdekking. Waar toen de veteranen van Blind Idiot God ons op een positieve manier wisten te verrassen, maken we nu kennis met Oxbow, ook een band die al tientallen jaren bezig is zonder ooit op onze radar te zijn verschenen. Behoorlijk schandelijk, want het ratjetoe van funk, jazz, rock, modern klassiek en alles wat de muziekhistorie verder nog te bieden heeft is even gevarieerd als meeslepend. Het geven van referentiepunten is bij een dergelijke band altijd moeilijk, maar door hun sarcastisch-humoristische benadering laten ze ons bij vlagen wel wat denken aan een (nog buitenissiger broertje van een) act als Faith No More, wanneer die haar vleugels uitslaat naar minder betreden muzikale contreien. Zeer de moeite waard. Met de doom van Pallbearer begeven we ons daarmee vergeleken op een stuk vertrouwder terrein, maar de progressieve en innovatieve benadering van het genre die door de band wordt voorgestaan maakt het concert, samen met de heldere zanglijnen, toch tot een zowel artistiek als emotioneel hoogtepunt van de dag.
De laatste dag van Roadburn is traditioneel een uitdrijfdag, en hoewel je daar de laatste jaren gezien de grootte van de optredende artiesten niet meer echt over kunt spreken, staan er vandaag wel opvallend veel relatief rustige acts op het affiche, wat gezien de staat van ons lichaam ook zeker niet onwelkom is. Dat de impact van een optreden niet altijd recht evenredig hoeft te zijn aan het geproduceerde volume, is daarenboven een stelling die we aan het einde van deze dag volledig kunnen onderschrijven.
De ingehouden, melancholieke muziekstukken van Les Discrets geven ons prima de gelegenheid nog even uit te blazen van het vorige concert op de Main Stage, maar helaas kunnen we niet al te lang blijven hangen in dit bitterzoete universum, want we willen nu eenmaal niet het begin missen van het kleurrijke optreden van Gong in Het Patronaat. De zondag is merkbaar minder druk dan de voorgaande dagen; net als eerder op de dag bij Oxbow hoeven we niet aan te sluiten in een rij, hoewel de zaal zo vlak voor het optreden toch wel weer flink gevuld is. Niet onterecht, want de maffe psychedelische jazzrockexploraties van dit immer wijzigende gezelschap dat in de loop van zijn decennialange bestaan illustere figuren als Robert Wyatt en de helaas met Pasen overleden Allan Holdsworth in haar entourage heeft gehad, weten nog steeds te overtuigen, zelfs zonder de aanwezigheid van de ook reeds naar een ander universum vertrokken grondlegger Daevid Allen, zo zal iedereen die het nog in 2016 verschenen ‘Rejoice! I’m Dead!’ ter ore is gekomen kunnen beamen. Onder de bezielende leiding van een nog jong en fris ogende maniakaal-vrolijke frontman vertoeven we graag een uur op de bizarre planeet Gong, maar dan zien we ons toch genoopt deze regenboogwereld te verlaten voor een uitvoering van het nachtelijk sombere ‘The Assassination of Julius Caesar’.
Dit nieuwe werkstuk van het zich steeds weer opnieuw uitvindende Noorse wolvenpak Ulver heeft het in undergroundmuziekkringen vrijwel unaniem verguisde pop-etiket meegekregen. Nu heeft deze ooit uit de blackmetalscene voortgekomen entiteit nooit de provocatie geschuwd, maar het moet gezegd, een zekere Depeche Mode-associatie is bijna onontkoombaar wanneer het gezelschap de eerste klanken over de bijna volledig duistere zaal uitstort. Gaandeweg blijkt de popsoep echter toch niet zo heet gegeten te worden; de veelal ingetogen composities zijn vaak te tastend en meanderend en de teksten te complex en dichterlijk om werkelijk enige hitpotentie te bezitten. Dansbaar is dit optreden bij vlagen zeker wel, een element dat nog eens versterkt wordt door de briljante lichtshow die de verrichtingen van de band op de Main Stage begeleidt, maar een enkele uitzondering daargelaten is het Roadburnpubliek daar niet echt voor te porren. Wat onverlet laat dat Ulver, na het in dit opzicht onovertroffen optreden van de landgenoten van Mysticum gisteren, nog eens aantoont wat een toegevoegde waarde de grootste zaal van 013 voor een optreden kan hebben.
Een zeldzaam moment van complete verstilling beleven we vervolgens bij het optreden van Emma Ruth Rundle in de Green Room. Voor een even overvolle als muisstille zaal legt zij, slechts gewapend met haar gitaar en stem, haar hart volledig bloot in nummers die soms bijna dreigen weg te sterven in zacht getokkel en gebroken gefluister. De verering voor De Mysterieuze Vrouw op Roadburn is schier grenzeloos, zo bleek eergisteren al bij het optreden van Chelsea Wolfe, wat ervoor zorgt dat dit optreden voor vele honderden belangstellenden toch nog intiem en klein aanvoelt. Rundle vindt het zelf behoorlijk eng om hier te staan, zoals ze met typerende eerlijkheid toegeeft, maar is tegelijkertijd zichtbaar zeer vereerd door het respectvolle zwijgen en (tussen de nummers door) de luide bijval van het publiek. Een betoverend concert.
Verderop in 013 maakt Hypnopazūzu zich intussen op voor een evenzeer voor vertrouwde festivalbegrippen uiterst rustige set. De band is in de kern een collaboratie tussen Roadburnalumnus en -inspirator David Tibet en Martin Youth van Killing Joke, die we hier ook al eerder aan het werk zagen met die legendarische band. In dit project ligt sterk de nadruk op de typische gedragen vocalen van Tibet, die in voorkomen en dictie een wat onwaarschijnlijke combinatie vormt van pierrot, nar, goochelaar en priester, welke op sfeervolle wijze worden ondersteund door een instrumentarium waarin we naast de geijkte rockinstrumenten onder andere ook een viool aantreffen. De langzamerhand vervormde intro ‘Chirpy Chirpy Cheep Cheep’ van Middle Of The Road voert onze gedachten direct onwillekeurig naar de ‘astral highways’ die in ‘Breakfast On Pluto’ bezongen worden. Om eerlijk te zijn krijgen we (ondanks visuele hulp) voor het overige maar flarden van de ongetwijfeld weer zeer doordachte teksten mee, maar songtitels als ‘Magog At The Maypole’ en ‘Sweet Sodom Singsongs’ dragen eigenlijk al voldoende het burleske karakter van het optreden over, dat aanvoelt als een soort atmosferische en sinistere variant op een progsuite, inclusief schitterende apotheose (met de enigmatische boodschap ‘Create Christ, Sailor Boy’ waarmee het concert ook aanving).
Eigenlijk was dat een mooi slotoptreden van deze editie geweest, maar zoals zo vaak kunnen we ons er nog niet toe brengen de thuisreis te aanvaarden, dus nemen we nog even een kijkje bij de even hard rockende als zwaar bebaarde drie gebroeders van Pontiak, om daarna door te lopen naar Cul de Sac voor het optreden van het Nijmeegse MNHM, dat met haar uiterst technische combinatie van extreme muziekgenres de toch verwende Roadburnbezoeker volledig in extase weet te brengen. Een goede keuze om deze band de gelegenheid te geven zijn nieuwe album voor dit publiek te presenteren. Zoekende naar vertier krijgen we nog de elk op hun eigen manier zinderende finales van de sets van Pillorian en Inter Arma mee bij respectievelijk de Main Stage en Het Patronaat, waarna we ons al met lood in de schoenen opmaken voor vertrek, maar dan gelukkig een gewaardeerde NMTH-collega tegenkomen die ons erop wijst dat er nog een verrassingsoptreden zal plaatsvinden op het door dit muziekforum gehoste podium in de Cul. De zaak barst uit zijn voegen wanneer daar uiteindelijk het Londense Serpent Venom op de planken verschijnt, om het festival in stijl uit te luiden met haar sterk traditionalistische stonerdoom. Een (voor zover de persoonlijke ruimte dat nog toelaat) enthousiast meebewegend publiek, een band die zich volledig geeft, een zichtbaar gelukkige artistiek directeur die alles vanuit een benijdenswaardig verheven positie gadeslaat – wat wil een mens nog meer? Roadburn 2017 was wederom, zoals je door een lange reeks van geslaagde edities welhaast gaat verwachten, een uiterst geslaagde mix van oud & nieuw, vertrouwd & experimenteel, luid & verstild. Een festival bovendien met een wijd en zijd geprezen relaxte en open sfeer, waar zelfs het beveiligingspersoneel met veel plezier werkt (zo bleek ons bij navraag). Hopelijk blijft dit festijn nog vele jaren in deze vorm bestaan.