Het broeit in de zaal. Chance is een halfuurtje na de geplande aanvangstijd nog niet op het podium verschenen, en door de hele, stijf uitverkochte Main groeit de spanning voelbaar. Niet van chagrijn, maar van goesting, zo blijkt bijvoorbeeld als de zaal-dj Kendrick Lamar's 'Alright' instart. Woord voor woord wordt het protestanthem meegebruld, er wordt gesprongen. Het is wachten op het vonkje dat dit kruitvat elk moment spontaan kan laten ontploffen.

En ontploffen doet het, als de gordijnen opengaan en Chance The Rapper en zijn driekoppige band The Social Experiment (drums, toetsen, trompet) 'Angels' inzetten. De zaal stuitert op en neer, maar in die turnup zeilt er een vol biertje richting podium, dat precies aan de voeten van de man of the hour valt. Nog geen halve minuut onderweg, maar licht uit, gordijnen dicht, Chance out.

Is de man uit Chicago echt zo lichtgeraakt? Natuurlijk niet. Het podium moet gewoon even worden gedweild, want de plas ligt precies waar Chance van plan was de hele avond te gaan staan dansen. Dus gaat het feest even later gewoon verder waar het gebleven was. "Look, I don't wanna drag this out, let's just turnup right away".

Daarvoor heeft Chance alle ingrediënten in huis: de juiste songs, de juiste danspasjes, een kickass lichtshow, een lading CO2-kanonnen, een dijk van een band en een publiek dat zelfs elke 'woehoe!' tussen de nummers door zonder aarzeling terugkaatst. Als artiest die zich vaak van zijn beste kant laat zien op tracks van anderen, kan hij met verses van Action Bronson's 'Baby Blue', Kanye's 'Ultralight Beam' en 'All My Friends' van Snakehips hits overleggen. Van zijn eigen laatste langspeler 'Coloring Book' bewijst het door Kaytranada geproduceerde 'All Night' zich als banger. Toch; wie hoopt op een avond die overloopt van de knallers, staat vanavond in de verkeerde zaal.

Chance The Rapper is niet bang om de diepte in te duiken met 'Brain Cells' van zijn eerste mixtape 10 Day, maar laat zich ook in de breedte gelden. Meer en meer komt de nadruk op zijn (prima) zangkwaliteiten te liggen, en meer en meer wordt het kleiner en persoonlijker. In 'All We Got' neemt hij de tijd om uit te leggen dat een Amerikaans tijdschrift hem ooit omschreef als 'carefree black boy', maar dat er niets 'carefree' is aan zwart zijn in Amerika. "A lot of countries across the world didn't give a shit about black people. All we had for a long time was gospel." Ineens staan op zijn aangeven drieduizend man met de linkervuist in de lucht. En dan weer dat refrein: "Music is all we got, so we might as well give it all we got."

Waar veel shows gebouwd zijn om aan het eind te ontploffen, werkt Chance heel bewust toe naar meer intimiteit, een moment van inzicht. Daarin ligt trouwens een glansrol voor trompettist Nico Segal (die na de Amerikaanse verkiezingen zijn artiestennaam Donnie Trump vaarwel zei), die met veel gevoel telkens de juiste accenten op het gospel van Chance weet te leggen. "When the praises go up, the blessings come down", laat hij een spontaan gelovig 013 tenslotte zingen, terwijl de glinsterende confetti neerdwarrelt.

Met voelbare oprechtheid drukt Chance, de hele avond al bescheiden, het publiek nog op het hart dat dit een van zijn beste shows ooit was ("The sheer enthousiasm you showed, wow..."). Wij hebben geen enkele reden daaraan te twijfelen.