Twintigste editie Gipsy Festival biedt perfecte mix van oud & nieuw

Zigeunerfestijn blijft ook op nieuwe locatie glorieus overeind

Maarten & Wouter de Waal ,

Het jubileum van het International Gipsy Festival, dat dit jaar haar twintigste verjaardag viert, zal door velen met gemengde gevoelens zijn begroet. Dat de Interpolistuin na vele jaren niet meer als festivalterrein dienst mag doen, is nog overkomelijk, maar dat de man die je toch wel de ziel van het festival mocht noemen, Albert Siebelink, afgelopen september overleed, is een ware aderlating. Vijf dames ('Alberts Angels') namen het echter op zich om het festival desondanks door te laten gaan, een taak waarvan ze zich, zo mogen we achteraf zonder reserve constateren, voortreffelijk hebben gekweten.

Al is Albert er dan niet bij, zijn geest waart nog steeds over het terrein achter de Heuvelkerk, waar het openluchtgedeelte van het festival nu plaatsvindt – zichtbaar zelfs, want alle vrijwilligers dragen een t-shirt met daarop zijn karakteristieke ruig behaarde hoofd. Ook de eerste artiest van de dag, bajanspeler Oleg Fateev, herdenkt Siebelink uitvoerig, niet alleen als iemand die zijn carrière op gang heeft geholpen, maar vooral ook als een uitermate warm mens. Speciaal voor Albert eindigt hij zijn set met een medley van de Russische zanger Pjotr Leshchenko, een gedeelde muzikale liefde. De beurtelings vrolijke en melancholieke klanken van Olegs band, waarin we naast enkele Roemenen en een Bulgaar ook zijn lief, de percussioniste Simone Sou aantreffen, vormen een goede opmaat van wat tegen alle weersvoorspellingen in een stralende dag blijkt te worden. Na dit stemmige optreden staat ons op het tweede openluchtpodium al een andere nieuwe Tilburger op te wachten – niemand minder dan burgemeester Noordanus, die de dag officieel opent. De man mag misschien niet zo'n gelukkige achternaam hebben, hij compenseert dat ruimschoots door het houden van een krachtige en bovenal plezierig korte speech, waarna hij samen met Jace van de Ven (zelfverklaard pseudoloog en oude vriend van Albert) het festival inluidt met het wegklokken van wat Zwarte Boebus, een pikzwart biertje dat speciaal is gebrouwen om de nagedachtenis aan één van Tilburgs meest kleurrijke figuren levend te houden (Siebelink noemde zijn honden altijd Boebus B Van Ballegooijen – dat u het maar weet).

Na dit plechtig momentje betreedt het vertrouwde Paulus Schäfer Trio de planken, om enkele even vertrouwde nummers ten gehore te brengen. Een Reinhardt-klassieker als 'Minor Swing' (waarvan we enige tijd later ook nog bij het andere podium kunnen genieten) gaat er natuurlijk altijd in, zeker wanneer die wordt opgesierd door het expressieve vioolspel van special guest Sandro Roy. Aansluitend kunnen we enkele meters verderop de oude bekenden van The Basily Family aan het werk zien, die eveneens enkele vrienden hebben meegenomen, waaronder de cimbalomspeler Marius Preda, die met zijn verbluffende virtuositeit en welhaast kinderlijk aandoende spelplezier moeiteloos de aandacht naar zich toetrekt, zowel in traditionele nummers zoals 'Dark Eyes' als in moderner origineel werk als 'For The Stones' (losjes gebaseerd op 'Paint It Black'), geschreven naar aanleiding van de bijzondere optredens van de Basily's voor de wereldberoemde rockers. Voor de doorgewinterde festivalganger is het ook leuk om de jongere telgen van de familie, die aanvankelijk trouwens ook zonder de senioren het publiek mogen bespelen, te zien opgroeien (nu ja, op zijn minst in muzikaal opzicht), waardoor ze langzaam maar zeker steeds meer aan de ouderen gewaagd raken. And so the legacy continues...

Daarmee laten we vandaag het bekende terrein achter ons, om ons vervolgens te laten verrassen door de vrolijke nieuwe klanken van het Russische klezmergezelschap Dobranotch. De mannen, die zich laten inspireren door de Zuid-Russische smeltkroes van een stad als Odessa (toegegeven, dat ligt tegenwoordig in de Oekraïne – de streek dus waar mensen als Gogol en Trotski vandaan kwamen, die men welbeschouwd ook gewoon Russen pleegt te noemen), weten hoe ze een feestje moeten bouwen, en mengen zich aan het einde van het optreden onder een dan al uitbundig dansend publiek. Leuk detail: De zanger kondigt een nummer aan als een oud Jiddisch liefdesliedje, dat ons wel verdacht bekend voorkomt – na enig gepeins valt het ons in dat we naar een klezmerherwerking van de Rammsteinkraker 'Du Hast' staan te luisteren. Erg grappig.

Het leven is echter niet alleen jolijt, helaas, en na dit komische intermezzo belanden we pardoes in een hele andere sfeer met het optreden van de Bosnische Amira Medunjanin. De zelfbewuste diva brengt ons de sevdah, dat in het programmaboekje treffend wordt omschreven als een soort “Bosnische tegenhanger van de Portugese fado”. Melancholie troef, zou je dan denken, maar naast een inderdaad van weemoed doortrokken eerbetoon aan haar thuisstad Sarajevo zingt Amira ook over een zelfbewuste jonge vrouw die aan een Ottomaans harem ontsnapt met medeneming van sieraden, horloge, paard en aantrekkelijke jongeman, of over een ander, misschien wat ouder en in elk geval wat bitterder type, dat ongenood op de bruiloft van haar minnaar verschijnt met een bos bloemen en hun gezamenlijke kind. Wrang, zo u wil, maar ook humoristisch. Overigens, niets tegen Ottomanen hoor – de Balkan heeft veel van haar melodieën aan hen te danken, zoals ook blijkt uit het prachtige zangstukje van één der Turkse snarenplukkers in haar begeleidingsband (waar we verder naast Bosniërs ook Kroaten aantreffen).

Na een korte culinaire stop hopen we nog wat van Bako Jovanović te kunnen meepikken, maar dat blijkt een misrekening, dus ploffen we even neer achter de Heuvelkerk om vlak voor het optreden van gitarist Maurice Leenaars weg te spoeden – uiteraard niet omdat we de flamencokunsten van deze kruikenzeiker niet op waarde weten te schatten, maar wel om niets te hoeven missen van het Bulgaarse Kottarashky & The Rain Dogs, dat we nog nooit aan het werk hebben gezien en dat toevallig tegelijkertijd in 013 begint. Het avondprogramma in het grootste Tilburgse poppodium beoogt duidelijk een jonger publiek aan te spreken, iets wat gezien de wispelturigheid van de mens in het algemeen en de jeugd in het bijzonder altijd een hachelijke zaak is – maar zie, het werkt: In de Jupilerzaal verzamelen zich inderdaad enkele tientallen overwegend jonge lieden. De muziek van dit gezelschap rond frontman Nikola Gruev vermengt traditionele volksmelodieën met jazz, rock, hiphop en 'elektronische muziek' – wat onder andere betekent dat ons bebrild meesterbrein lacunes in de door zijn kompanen geproduceerde klanken handig opvult door geluiden die hij uit een zwart doosje tovert. De techniek staat voor niets. De pauzepraatjes van deze naar de stijl van een vooroorlogse intellectueel geklede jongen zijn, wat zullen we zeggen, nogal aan de droge kant, maar dat vergoedt hij door zijn onnavolgbare maar waarlijk soepele dansbewegingen. Niet dat het publiek zo'n aanmoediging nodig heeft, want een aantal dansvloerbeesten haalt reeds alles uit de kast om zichzelf bij het andere (of hetzelfde) geslacht in de kijker te spelen.

Tijd om even een luchtje te scheppen en meteen wat te genieten van de muzikale verrichtingen van Banda uit Slowakije. Dat was althans de bedoeling, maar de praktijk is dat we een groot deel van het optreden verpraten met één of andere uitgelaten kletsmajoor, die toevallig ook voor 3voor12 fotografeert. Over de kwaliteiten van dit concert kunnen we daarom niet zo goed oordelen, maar de melodieuze liederen luisteren zeker aangenaam weg en met name de indringende vrouwelijke samenzang weet ook een half oor te bekoren. Hierop verruilen we buiten weer voor binnen, waar Haydamaky alreeds op de bühne staat. Eerder in dit verhaal stonden we op het punt om Odessa met een pennenstreek weer bij Rusland te voegen, maar oei oei oei, laat dat deze heren niet horen. 'Kozak Rock' staat in grote letters op de backdrop die verder nog wordt opgesierd door twee kromzwaarden, en dan weet de historisch bewuste lezer genoeg: We hebben hier met Echte Oekraïners van doen. De mannen hebben zich verder nog uitgedost met een soort lendendoeken (wel met een broek eronder) en allerlei etnische tekenen, variërend van een zonnewiel tot runen (tja, de Vikingen hebben ooit Kiev gesticht, moet u maar denken – overigens ontcijferen we een F en een U, wat zou kunnen duiden op een komische intentie (“Fuck You”) van de drager. Even terzijde: Poetin is natuurlijk een uitzonderlijk naar mannetje, daar zijn we het over eens, maar voor u zich van de weeromstuit tot een onvervaarde lansbreker voor het Oekraïense sentiment verklaart, raden we u toch aan voor de aardigheid eens 'Haydamaka' op Google in te tikken en dan vooral zelf te oordelen). Maar alle gekheid op een stokje – het gaat natuurlijk om de muziek, en op dat vlak kunnen we melden dat de baldadige skareggaepunkrock van deze maten uit het niet zo verre oosten de liefhebber van de meer ruwe en woeste danssoorten zeker weet aan te spreken. Een niet onbelangrijke rol in het succes van deze act, die onder andere een verdienstelijke folkinterpretatie van Motörheads 'Ace Of Spades' voor het voetlicht brengt, is ook hier weer de enthousiaste frontman met de indrukwekkende saterkop, die zich om het plaatje compleet te maken ook nog zo nu en dan van een herdersfluit bedient. Het Engels van deze meneer is niet zo heel best, maar zijn houterig geformuleerde liefde voor 'freedom' en het gezwaai aan het eind met de blauwgele 'Lucht-en-Koren'-vlag van het zo beminde thuisland brengen de boodschap duidelijk genoeg over. Al met al een vermakelijk schouwspel, dat ons bijna doet vergeten dat er buiten ook nog wat te doen is.

Daar staan namelijk de gecombineerde orkesten van Braka Kadrievi & Balkan Trafik al een klein uurtje het doek van de tent af te blazen. Het geluid is, zo mogen we wel stellen, op een gezellige manier rommelig, en dat sluit goed aan bij de staat van de ondertussen natuurlijk al voor een groot deel behoorlijk beschonken toehoorders. We komen net aan op het moment dat een en ander in een vrolijk zooitje ontaardt, met orkestleden die tussen het publiek staan te blazen terwijl gastvrouw Lalla Weiss (die dit jaar voor het eerst kundig terzijde wordt gestaan door haar dochter Heidy) boven het geraas probeert uit te komen teneinde Alberts engelen op het podium te krijgen en te bedanken. Dat lukt uiteindelijk, waarna de band de bezoekers zoetjesaan naar de uitgang van het terrein begeleidt. Voor vele oudere bezoekers is daarmee dit zonovergoten feest op passende wijze afgesloten, maar de (geestelijk) jongeren maken zich op voor een knallend muzikaal slotakkoord in de vorm van de Bohemian Betyars, een jeugdige 'speed-folk-freak-punk'-formatie uit Hongarije. Wie bij hun optreden binnenvalt, moet in elk geval bekennen dat de eerste term van deze samenstelling helemaal wordt waargemaakt – snel is dit kleurrijke gezelschap zeker, energiek ook, op het manische af, wat precies is waar de overgebleven gipsyfestivalganger nu naar snakt. De voetjes gaan dan ook duchtig van de vloer van de goedgevulde zaal, die springende zigeuners-voor-één-dag laat zien zover het oog reikt. 'Too Drunk To Fuck', zingt het besnorde boegbeeld van de Boheemse Hongaren de Dead Kennedys na, en dat moge wellicht ook voor de overige aanwezigen waar zijn, doch andere lichamelijke activiteiten blijken nog steeds met volle overgave te worden uitgevoerd. Daarop zal nog menig dansprins en –prinses de toeschouwer versteld hebben doen staan met zijn of haar pasjes, want waar het feest in de Interpolistuin rond deze tijd toch echt afgelopen zou zijn, kan men hier in 013 nog tot vier uur door. Daar wij geen jonge dansprinsen meer zijn, maar zeer integendeel oude afgeleefde bokjes, laten we dit partijtje voor wat het is, om moe maar voldaan huiswaarts te keren.

Alberts overlijden heeft een gat geslagen in de harten van velen, zoveel staat vast, maar het International Gipsy Festival, zijn kindje, betoont zich ook na zijn dood nog levensvatbaar. Met dank aan alle vrijwilligers en de vijf ijverige voedsters die zich 'Alberts Angels' noemen.