Roadburn blijft in Nederland relatief onder de radar. Tussen de vijftig en tachtig procent van de bezoekers komt steeds uit het buitenland. Hoe komt dat?
,,Ik blijf het een apart ding vinden en heb er niet echt een verklaring voor. Het heeft misschien te maken met de muziek, de ontzettend fijne zalen en Tilburg als stad die het festival heeft omarmd. Mensen kunnen hier vrij rondlopen. Je staat niet direct op een terreintje rond de zaal, maar je kan gewoon naar de terrassen op de Korte Heuvel met cafés en restaurants. Daarnaast is de stad ook nog eens zeer open minded naar het publiek. Je staat niet in een wei met 40.000 man verstoken van enig comfort. Het merendeel heeft schijnbaar goeie banen waarmee ze dat kunnen betalen.”
,,Er zijn nu wel meer mensen uit Nederland. Daar ben ik blij mee. Het is voor het buitenland gewoon een veel groter ding dan hier. Soms neemt het mythische proporties aan. Er valt voor de nuchterheid van ons volk veel te zeggen, maar in Amerika vergelijken ze het soms met Woodstock en er is maar één Woodstock.”
,,In Nederland zijn we verwend. Wij kunnen veel meer bands zien dan bepaalde mensen uit het buitenland en in betere zalen. De meeste Amerikaanse bands, die op Roadburn staan, staan in eigen land gewoon in kroegen en moeten daar bij wijze van spreken met de pet rond.”