Joe Buck en zijn vrienden nemen Little Devil mee op reis door Amerika's Heartland

Sinistere zuidelijke rootsmuziek valt goed in de smaak bij Tilburgs publiek

Maarten de Waal ,

Menig Nederlander lijkt bar slecht raad te weten met de temperaturen die we tijdens deze hittegolf te verduren krijgen, maar op veel plaatsen op deze aardbol worden mensen jaar in jaar uit lange perioden aan dit type breinbenevelende zonnehitte blootgesteld – en dat niet alleen buiten de westerse wereld, maar bijvoorbeeld ook in de zuidelijke staten van de VS. Dat dit in combinatie met enig substantiemisbruik en een scheutje religieuze waanzin tot bijzondere resultaten kan leiden, bewijzen vandaag enige artiesten uit die contreien in een opvallend koele Little Devil.

DANIEL PAYNE

De eerste act die we voor onze kiezen krijgen is een met een gitaar gewapende, kleurig geklede cowboy uit het westen van Texas. De met typisch zuidelijk accent sprekende man werd pas op het laatste moment aan de line-up toegevoegd, maar zijn verhalende songs, waarin geweld en hartzeer de boventoon voeren, passen prima in de sfeer van deze broeierige avond. De bezongen onderwerpen variëren van een misschien wat dubieuze liefdesverklaring aan de verloren zaak der geconfedereerden tot een ontroerend lied over de laatste momenten van zijn vader. Als goede zuiderling draait hij zijn hand echter ook niet om voor een tot in het fantastische doorgetrokken sterk verhaal: Zo sluit hij af met een vertelling over een cowboy die op de vlucht voor de autoriteiten niet alleen mensen maar ook multitentakelige wezens weet uit te schakelen, dankzij de superkrachten waarover hij dankzij zijn methamfetaminegebruik beschikt. De bescheiden maar hartelijke podiumpresentatie en de knipoog waarmee de Texaan zijn materiaal brengt, blijken representatief voor de rest van deze samenkomst.

THE HOOTEN HALLERS

Na dit intieme begin is het aan The Hooten Hallers uit het universiteitsstadje Columbia te Missouri om het publiek wat meer op te zwepen. Daarvoor heeft men de beschikking over gitaar, drums en vooral een saxofoon die ongeveer even groot is als de dame die hem bespeelt. Jammer genoeg valt die laatste soms wat weg in het totaalgeluid, maar de hutspot van traditioneel Amerikaanse stijlen overgoten met een rock-n-rollsausje is dermate enerverend dat dit het grootste deel van de toehoorders niet zal hebben gedeerd. Die weten de band zelfs zo vroeg op de avond al te bewegen tot een toegift, waarin de leadzanger/gitarist op niet mis te verstane wijze zijn afkeer van de vertegenwoordigers van het wettige gezag tentoonspreidt. Voor ons zeker de verrassing van de dag, dit gezelschap dat op een tikje avant-gardistische en humoristische wijze het Amerikaanse rootsgeluid levend houdt.

VIVA LE VOX

We naderen langzaam het hoogtepunt van de avond, wanneer het tweetal achter Viva Le Vox het podium betreedt. Afsluitend artiest Joe Buck staat alreeds op het podium, maar nu nog niet met zijn vertrouwde gitaar, maar met een contrabas; de centrale plek in de spotlights valt vooralsnog toe aan Tony Bones, de man uit Florida die onder deze naam in wisselende bezetting al jaren de wereldzeeën onveilig maakt. Tony heeft naar eigen zeggen de jaren voor de formatie van deze band voornamelijk in psychiatrische en afkickklinieken doorgebracht, en wat daar ook van aan mag zijn, feit is dat hij een opvallende verschijning is – een soort rock-n-rollvariant van onze eigen Bassie de clown, met naast de kenmerkende plukken haar aan weerszijden van de overigens kale schedel een mooie gestreepte broek en tatoeages over zijn hele lichaam. Rollende ogen die zowel komisch als vervaarlijk aandoen maken het plaatje compleet. De klanken die hij voortbrengt zijn al even apart, en doen ons evenveel denken aan rock uit de tijd van Elvis als aan vooroorlogse jazz. Meest in het oog springend instrument is een soort toeter waarmee een geluid geproduceerd kan worden dat wel wat weg heeft van de klassieke kam-met-vloeitje combinatie, hoewel het ding ook kan fungeren als klankkast voor de menselijke stem, zoals de man aan het einde demonstreert door er zijn hoofd in te steken. Zoals wel vaker het geval is met buitenissig uitgedoste types, lijkt Tony een zekere vrees voor zijn medemens te koesteren, maar na enig aandringen blijkt hij wel degelijk bereid zich tussen de aanwezigen te begeven, wat het feestgedruis zeer ten goede komt. Zal Joe Buck himself hier nog overheen weten te komen?

JOE BUCK YOURSELF

Tilburg en Joe Buck vormen een gelukkige combinatie, zo bleek reeds vorig jaar op Roadburn. De man was toen zichtbaar overdonderd door de grote publieke respons die hem in Cul de Sac ten deel viel – zozeer dat hij besloot er nog maar een concertje in Little Devil achteraan te plakken. Zouden de inwoners hem een jaar later nog herinneren? De grote opkomst vandaag doet reeds vermoeden dat het antwoord bevestigend is, en de scepticus zal reeds na het eerste nummer zijn twijfel hebben laten varen – dit is een van de zeldzame concerten waar het publiek meer decibellen produceert dan de uitvoerende, omdat alle nummers luidkeels worden meegeschreeuwd. Een dwarsdoorsnede van zijn oeuvre komt voorbij, van het almachtige 'I've Got The Devil In Me' en 'Demon In My Head' tot een soort tango (waarop menig anders- of gelijkgeslachtelijk paartje een aantal danspasjes waagt) en het in tekstueel opzicht waarschijnlijk meest geslaagde 'Bitter Is The Day'. Meerdere malen maakt de zowel gevleid als licht overrompeld ogende Joe aanstalten om het podium te verlaten, en even zo vaak wordt hij door het publiek weer teruggeroepen, tot het optreden uiteindelijk eindigt met alle optredende muzikanten en een enkele bezoeker op het podium, terwijl de hele zaal uit volle borst Hank Williams' 'My Bucket's Got A Hole In It' meebrult. Het zuidelijk levensgevoel werd hier zelden zo mooi geëerd.