Peter Van Huffel’s Gorilla Mask geeft korte, maar gespierde performance in Paradox

Berlijns avant-garde ‘powertrio’ gaat aardig tekeer voor uitgelezen publiek

Wouter de Waal ,

Als je de achternaam van de frontman zo beziet, zou je zomaar kunnen denken dat hij ergens uit onze zuidelijke rurale streken afkomstig is. Hoewel dat echter ongetwijfeld wel voor zijn voorvaderen geldt, blijkt deze Van Huffel een geboren Canadees, die na een tussenstop in het oude jazzmekka New York in Berlijn terechtgekomen is. De heftige geluiden die hij ons deze woensdag samen met zijn twee muzikale kompanen in Paradox voorschotelt, zijn al even ver verwijderd van iedere landelijke lieflijkheid.

Woensdagavonden in Paradox heetten vroeger ook wel RISK-avonden, waarop onalledaagse muziek voor een doorgaans zeer overzichtelijke hoeveelheid toeschouwers werd uitgevoerd. Zo herinneren we ons een onverbeterlijk optreden van gitarist Caspar Brötzmann (die enige jaren later te zien was op onder meer Roadburn en Incubate – de zoon overigens van legendarische blazer Peter), waarbij naast de woest door de zaal rondbenende vermoedelijke vriendin van de muzikant en een in toenemende mate door het ongewone ‘snarenspel’ geïrriteerde huisgenoot van ons nagenoeg niemand aanwezig was. Dermate bar is het vanavond gelukkig niet, hoewel je nog steeds alle ruimte hebt om je plaats in de zaal te kiezen. Altsaxofonist Van Huffel en zijn drummend en bassend Berlijns ritmetandem laten zich er niet door afleiden en werken zich onversaagd door hun negendelige setlist heen, waarop toepasselijk explosieve titels als ‘Skunk’, ‘Bite My Blues’, ‘What?!’ en ‘Fire Burning’ figureren. Weliswaar vindt onze fotograaf het jammer dat de frontman van dit combo nagelaten heeft om in overeenstemming met de bandnaam en persfoto’s daadwerkelijk een gorillamasker op te zetten (maar waarschijnlijk zou dat ook wel een beetje hinderlijk zijn bij het toeteren), de muziek is er niet minder krachtig om. Waar de bassist met behulp van de nodige elektronica de meest vreemdsoortige, vaak rauwe klanken uit zijn instrument tovert, leeft de drummer zich liever uit op allerhande akoestische speeltjes die hij om zijn kit verzameld heeft, terwijl de leider van dit drietal zich regelmatig overgeeft aan het ‘overblazen’ dat zo kenmerkend is voor het vrije jazzdomein. Ondanks al deze individuele klankuitbarstingen blijft de collectieve aanval van deze muzikanten echter bijzonder geconcentreerd en gecoördineerd, waarbij voortdurend blijkt dat achter het wilde, dierlijke masker veel intelligentie en precisie schuilgaan. Met de kernachtige toegift ‘Before I Die’ komt het concert uiteindelijk tamelijk snel tot een besluit: eigenlijk iets te snel, naar onze zin, maar gezien het nogal beperkte aantal aanwezigen is dat misschien ook maar beter zo. Hopelijk heeft men vervolgens nog wat cd’s kunnen slijten aan dit door de frontman met recht als ‘aandachtig’ gekenschetste publiek – soms zit het hem nu eenmaal eerder in kwaliteit dan in kwantiteit.