Lubomyr Melnyk betovert Concertzaal met magisch golvende klanklandschappen

Canadees-Oekraïnse meester van de ´continuous music´ wordt beloond met staande ovatie

Maarten de Waal ,

Het immer innovatieve Incubate kent sinds enige tijd een nieuw initiatief: Fluisterzacht, een poging een nieuw publiek te interesseren voor wat toch wel een wat ondergeschoven kindje in de muziekwereld mag worden genoemd, de hedendaagse klassieke muziek. Eerder dit seizoen is al een interpretatie van wijlen Simeon ten Holts ´Canto Ostinato´ voorbijgekomen; deze laatste zondag van november is het de beurt aan de uitvinder van de ´coninuous music´: Lubomyr Melnyk. Deze was vorig jaar ook al te gast op het Incubatefestival en maakte toen diepe indruk in een muisstille Pauluskerk, dus toen we zijn naam op het theateraffiche zagen verschijnen bedachten wij ons niet en kruisten deze zondagnamiddag dik aan in onze agenda.

Afgeladen vol is het vandaag niet in de Concertzaal, maar de eerste rijen voor het podium zijn helemaal gevuld, en dat is voor moderne pianomuziek zeker geen slechte opkomst. Melnyks pianospel klinkt ondanks zijn eigenzinnigheid dan ook behoorlijk toegankelijk en weet elke toehoorder die enigszins ruim van geest is moeiteloos mee te slepen. Na even wachten verschijnt uiteindelijk de kleine man met de volle baard en de wijkende haargrens op het podium, die ons met zijn gedrongen postuur, verlegen voorkomen en guitige oogopslag altijd onweerstaanbaar aan een lid van het dwergenvolk uit de ´Lord Of The Rings´-filmcyclus doet denken. Hij voorziet de aanwezigen van een korte introductie op zijn werk en met name de idee van ´continuous music´, een speelwijze die hij in 1973 ontwikkelde en die zich kenmerkt door een snelle opeenvolging van noten met veel nagalm, wat leidt tot een typisch meditatief ´waterval´-effect. Vandaag speelt hij drie relatief korte stukken voor ons, gevolgd door een uitgebreide finale.

Het eerste stuk van deze namiddag is bedoeld als een soort introductie op Melnyks speelstijl en kent een relatief eenvoudige structuur. Het daaropvolgende werk is wat atypisch, in die zin dat het niet kwalificeert als een 'continu' stuk, maar draagt in zijn zachtmoedige verstildheid zeker de sporen van de meester. De aardigste compositie voor de grote finale is ongetwijfeld het kinderlijk-speelse 'Butterfly', een stuk voor twee piano's (een daarvan is van tevoren opgenomen,een techniek die hij overigens ook bij het slotwerk van deze avond toepast) dat in zijn dartele naïviteit zichtbaar goed aansluit bij het karakter van de componist.

´Pièce de résistance´ van het optreden is echter zonder twijfel het afsluitende 'Windmills', dat door Melnyk zelf als zijn beste stuk wordt aangemerkt. Bij wijze van inleiding vertelt hij een heel verhaal over een windmolen die van een slapende in een meer actieve toestand geraakt, om net als hij volledig in zijn sas is ("precies zoals in het echte leven") door een storm te worden getroffen die hem uiteindelijk vernietigt, waarna zijn zieltje klapwiekend in de hemel verdwijnt. Een dergelijk sprookje kan wat op de lachspieren werken (en deed ons meteen terugdenken aan een basisschoolopstel van eigen hand over een pratende molen waarmee het ook slecht afliep), maar dit infantiele animisme past goed bij de onschuld van Melnyks muziek en hoe je het ook wendt of keert, 'Windmills' is gewoon een magistraal werkstuk, waarop terecht een staande ovatie volgt. Benieuwd of de volgende Fluisterzacht-edities ons ook zo zullen kunnen bekoren.