De wortels van het werk dat vanavond uitgevoerd wordt, liggen in een compositieopdracht die gitarist Bram Stadhouders kreeg voor het North Sea Jazz Festival 2012. Daarvoor ging hij met zijn eigen trio (met Onno Govaert op drums en David Hoogerheide op toetsen en elektronica) de samenwerking aan met het Nederlands Kamerkoor. Dat klinkt wellicht als een tamelijk bizarre combinatie, ook omdat je bij een koor al gauw denkt aan een groep mensen die min of meer unisono (‘in koor’) liedjes aan het zingen is. De functie van het achtkoppige gezelschap plus dirigent in Stadhouders’ compositie ‘Henosis’ (Grieks voor ‘eenheid’) is echter heel anders: je zou eerder kunnen denken aan een zeer geavanceerd, levend windorgel dat door een dirigent wordt aangestuurd, met acht luchtpijpen die naast de meest onderscheiden tonen ook imitaties van allerhande geruis, vogelgeluiden, het klokken van water en dergelijke kunnen voortbrengen. Het resultaat is een deels vastgelegd, deels geïmproviseerd geluidslandschap dat voortdurend van kleur en samenstelling verandert: de kronkelige bedding voor de klankverkenningen van het trio.
Bram Stadhouders verenigt licht en duister met Henosis
Improvisatietrio en Nederlands Kamerkoor trekken alle registers open
Buiten is het deze eerste maartdag carnaval, binnen verzamelt zich ’s avonds tegen de klok van half negen een groep overwegend donkergeklede mensen in muziektempel Paradox. Zo op het oog zou je misschien even kunnen denken dat het een bijeenkomst van een ernstige antiliga is, maar zodra instrumentalisten en koor het podium betreden en het eerste stuk inzetten, is duidelijk dat het echte feest zich vanavond hier afspeelt.
Dat het werk met zoveel verschillende spelers nergens in kakofonie ontaardt, getuigt van strakke regie en een prima muzikale verstandhouding tussen de deelnemers. Natuurlijk is niet iedereen ook voortdurend ‘aan het woord’, en in een enkel onderdeel laten Govaert en Hoogerheide de instrumenten zelfs geheel rusten, maar opvallender is hoeveel er op muzikaal vlak tegelijkertijd gebeurt zonder dat het groepsgeluid daardoor in een brij verandert. Het zorgt ervoor dat je aandacht geen moment verslapt, ook al omdat de verschillende onderdelen (veelal getooid met onbegrijpelijke namen) elkaar zo ingenieus opvolgen. Nergens creëert dat een triomfantelijker effect dan in de laatste twee delen, waarbij een naar binnen gekeerde, duistere passage prompt gevolgd wordt door een flonkerende finale, die Stadhouders’ imponerende en urgente gitaarwerk in het volle licht plaatst. De korte, maar duidelijk merkbare stilte die na dit slotstuk valt voordat het applaus losbarst, is misschien wel het grootste compliment voor deze muzikale tour de force. Een geweldig slot van een bijzondere avond.