Coldair & The Girl Who Cried Wolf bezorgen select publiek een avond vol duistere genoegens

Trieste maar zachtmoedige zielen laven zich aan donkere klanken in Hall of Fame

Maarten de Waal ,

De eerlijkheid gebiedt ons te zeggen, dat we op basis van de vorige concertavonden op deze locatie weinig hoop hadden op een hoge opkomst, deze druilerige donderdagavond. Maar zie: wanneer we wat na negenen de donkere zaal achterin de Hall betreden, is deze weliswaar niet afgeladen vol, maar toch zeker ook niet leeg. Misschien helpt het, dat het type muziek dat vanavond op de rol staat ook leden der vrouwelijke kunne aanspreekt – en waar vrouwen zijn in het uitgaansleven, verschijnen als bij toverslag vaak ook de mannen (alleen concerten van Tori Amos schieten ons te binnen als mogelijke uitzondering). Hoe dit ook zij, een hoopvol begin van wat een heel aangename muziekavond bleek te worden...

THE GIRL WHO CRIED WOLF

Het spits wordt afgebeten door een gezelschap dat, afgaande op de tongval der frontesse, afkomstig is uit het Vlaanderenland – bepaald geen uitzondering in de Hall, waar wel bijna meer Vlaamse dan Nederlandse acts lijken te worden geboekt. Het veelkoppig gezelschap heeft pas haar eerste EP ´Ohm´ uitgebracht, maar wie op basis van die naam verwacht vergast te worden op new age muziek of uitgesponnen psychedelische jams, komt bedrogen uit. Zelf omschrijven ze hun muziek met woorden als ´elementair´, ´passioneel´, ´intiem´ en ´duister´ en noemen een band als Portishead als inspiratiebron. Dat is geen slechte eerste plaatsbepaling. Met ´elementair´ duidt men waarschijnlijk op de vrij eenvoudige songstructuur, die echter veel ruimte laat voor dynamiek – soms mept de drummer erop los alsof zijn leven er vanaf hangt, terwijl op andere momenten ruimte is voor gevoelige cellopassages. De teksten zijn veelal duister en wanhopig, waarbij het liefdesleed een centrale rol opeist. Een en ander wordt passend ondersteund door droef scheurend gitaarwerk en inventieve bastonen, en ook hier zien we, zoals zo vaak op deze plek, de frontdame achter een toetsenapparaat in de weer. Een lekker triest begin van de avond.

COLDAIR

Tobiasz Beliński aka Coldair heeft blijkens zijn bio een achtergrond als drummer in een experimenteel muziekgezelschap, maar tegenwoordig trekt hij, weliswaar soms bijgestaan door anderen, hoofdzakelijk alleen over de wereldbol. Bij aanvang van zijn set spreekt hij enkele bewonderenswaardig goed gelukte Nederlandse zinnen uit, waarna hij aangeeft het wel een beetje vreemd te vinden als solomuzikant na een band te moeten optreden. Dat is misschien ook wel zo, maar het publiek doet goed haar best de verhouding tussen mensen op en mensen voor het podium gelijk te houden door gedurende de set druppelsgewijs de zaal te verlaten. Een vreemde zaak, als u het mij vraagt, want de door elektronica ondersteunde folky singer/songwriterliederen van de ook nog aangenaam ogende Tobiasz doen zeker niet onder voor het voorprogramma, maar vormen integendeel, de Vlaamse wolfskinderen niet te na gesproken, het hoogtepunt van de avond. Misschien dat een cover van Justin Timberlake´s ¨Strawberry Bubblegum¨ enkelen onder de aanwezigen te ver gaat, maar wat men van het origineel ook mag vinden, in de handen van Beliński wordt het werkelijk een juweeltje. De man ziet echter het publiek onder zijn ogen slinken, en misschien bekruipt hem de angst dat hij straks nog helemaal zonder toeschouwers komt te zitten – we vinden zijn set in elk geval aan de korte kant, en na afsluiter ¨In The Nether¨ houdt hij het zonder toegift voor gezien. Misschien een wat sneue afloop voor de kleine man uit Warschau, maar de twee handenvol mensen die er nog staan geven in elk geval ruimschoots blijk van hun bijval. Waarmee een einde kwam aan een buitengewoon sfeervol samenzijn.