Dave Liebman en Vein laten de jazz vloeien in Paradox

Traditie en experiment gaan hand in hand bij Zwitsers-Amerikaans kwartet

Wouter de Waal ,

Pianotrio’s zijn tegenwoordig vaak druk in de weer om elementen uit pop, rock en aanverwanten in een jazzcontext te verwerken. Het Zwitserse Vein kiest echter duidelijk een andere route: een voortbouwen op het jazzvocabulaire langs eigen grillige en complexe paden. Het past prima bij de aanpak van vermaard saxofonist Dave Liebman, waarmee men deze woensdag samenspeelt.

Een concert aftrappen met ‘Everything I Love’ van Cole Porter: als je het zo op papier ziet, zou je misschien denken met een stel traditionalisten te maken te hebben. Toch is dat bepaald niet de indruk die Vein en Liebman vanavond achterlaten – niet alleen omdat dit nummer prompt gevolgd wordt door het heftige ‘Negative Space’ van de hand van de saxofonist, maar ook vanwege de eigenzinnige bewerkingen van zogenaamde ‘standards’. Of de groep zich nu waagt aan een percussieloze interpretatie van Duke Ellingtons ‘Come Sunday’, of aan een stuiterende uitvoering van het toepasselijk getitelde, door de Vein-pianist geschreven ‘Waking With A Start’, steeds slaagt men erin tijdens het spelen onverwachte afslagen te nemen en een gegeven stuk binnenstebuiten te keren. Dat heeft zeker te maken met de speelstijl van Liebman, die niet terugschrikt voor grote dynamische contrasten in zijn spel op tenor- en sopraansax (de twee instrumenten waartussen hij in navolging van John Coltrane continu schakelt), maar tevens met de aanpak van het Zwitserse trio, dat een enorme virtuositeit en flexibiliteit demonstreert.

De tweede set begint zelfs ronduit avantgardistisch met ‘Intuition’, een stuk dat Liebman inleidt met een serie uitzonderlijk hoge pieptonen op een klein fluitje (de Amerikaan heeft sowieso vaak sterk de neiging de hoogte in te gaan), waarna de andere muzikanten hem bijvallen met stevige improvisaties binnen een behoorlijk vrij raamwerk. Hoewel het daaropvolgende ‘Black Tortoise’ en ‘Jammin’ In The Childrenscorner’ gestructureerder klinken, is het spelplezier er niet minder om. De bijdragen van de saxofonist zijn weliswaar meestal tamelijk gecomprimeerd, ongetwijfeld mede in verband met zijn gevorderde leeftijd, maar voortdurend van een grote intensiteit, met de felle sopraanuithalen gedurende energieke afsluiter ‘Lemuria’ als hoogtepunt. Bij wijze van toegift wordt het publiek uiteindelijk nog getrakteerd op een fijne versie van het welbekende ‘Autumn Leaves’, waarna het tevreden naar huis kan, in de wetenschap niet alleen een oude jazzmeester, maar ook een uitzonderlijk veelzijdig trio met een aanzienlijk componeer- en improviseertalent aan het werk te hebben gezien.