Boy George en band schitteren in het zwart in 013

Benny Hitt tekent voor kort, maar stemmig voorprogramma

Wouter de Waal ,

Een uitverkochte zaal werd popicoon Boy George niet vergund (toch een klein schandaal in een stad die alom bekend staat om zijn Roze Maandag en die 'gaylord' Willem II als patroonvorst heeft), maar degenen die afgelopen maandag wel de weg naar 013 wisten te vinden, werden zeker niet teleurgesteld door de bijna achteloos sterke en afwisselende show die de flamboyante Engelsman en zijn muzikale begeleiders daar weggaven.

BENNY HITT

Het langzaam binnendruppelende publiek wordt rond de klok van achten eerst even warmgemaakt met een korte set van Benny Hitt, een muzikant van eigen bodem die pas sinds een jaar zelfstandig actief is, maar vandaag met zijn podiumkompanen laat zien reeds een duidelijke artistieke signatuur te hebben. Die blijkt voornamelijk ontleend aan de meer donkere acts uit de jaren tachtig: de zwarte kledij, de terugkerende neiging van Hitt om zijn gezicht onder een duistere kap te verhullen, het past allemaal prima bij de gotisch getinte new wave, die onwillekeurig associaties oproept met acts als The Sisters Of Mercy en Joy Division/New Order. Zelf noemt de artiest bij de aankondiging van een nummer nog Laurie Anderson en Eurythmics als inspiratiebronnen: werk dat ergens over gaat, maar ook dansbaar is kortom. De aanwezigen slaan het geheel niet onwelwillend gade, klappen bij tijd en wijle ook mee, en worden uiteindelijk nog getrakteerd op een stevig staaltje Max Cavalera-achtig gedrum op een grote trom (nou ja, zo denkt althans de metaalgeoriënteerde toeschouwer). Een summiere, maar sfeervolle start van de avond.

BOY GEORGE

Wie niet zozeer beïnvloed is door de jaren tachtig, als wel zelf actief mede vorm heeft gegeven aan dat decennium, is natuurlijk popfenomeen Boy George. Deze dag zet hij als zanger voor het eerst in meer dan vijftien jaar voet aan Nederlandse wal, waarbij je eigenlijk niet alleen nieuwsgierig bent naar de toestand van zijn stem, maar evenzeer naar het kostuum waarin deze oude diva zich op het podium zal hijsen. Dat blijkt ditmaal voor Georges doen uiterst bescheiden: een zwart tenue en bijpassende hoed, waarmee hij blijkbaar wil uitstralen het Engelse equivalent van een chansonnier te zijn. Het typeert de inzet van deze 'oude dame van 52', zoals hij zichzelf tussen de bedrijven door noemt: geen bizarre uitspattingen op het podium, maar een show neerzetten als liedveteraan met alle nadruk op de muziek, aangevuld met een sfeervolle belichting die past bij het specifieke karakter van elk stuk. Aldus wordt de hoofdzaal van 013 getransformeerd in een soort van intiem theater, waarbij de zeker voorin aanvankelijk talrijk in de lucht geheven mobieltjes vanzelfsprekend detoneren: iets waar de zanger dan ook enkele keren zijn ongenoegen over uitspreekt, met enig succes, hoewel sommige aanwezigen koppig blijven doorfilmen (zelfs het door hemzelf aangeboden aanraken van de grote artiest blijkt niet voor iedereen voldoende schadeloosstelling).

Wat bij deze op het lied gerichte aanpak zeker enorm helpt, is dat George voor de gelegenheid een ijzersterke veelkoppige begeleidingsband heeft meegenomen, die om zo te zeggen aan het knippen van zijn vingers genoeg heeft om te begrijpen welke kant hij op wil en prompt voorbeeldig reageert. Vaak nestelt de groep zich in een comfortabele reggaegroove, die echter nooit vermoeit omdat ieder lid ampel gelegenheid krijgt zich op zijn instrument uit te leven (vooral de trompettist verdient in deze bijzondere vermelding, maar feitelijk kwijt iedere muzikant zich uitstekend van zijn of haar taak). George schrikt er echter ook niet voor terug verschillende nummers in tamelijk minimale, semi-akoestische versies uit te voeren, terwijl hij bij andere (bijvoorbeeld het prima nieuwe stuk 'King Of Everything') kiest voor een fragiele inleiding, gevolgd door het invallen van de hele band. Ook oude krakers als 'Do You Really Want To Hurt Me' en 'Karma Chameleon' komen natuurlijk voorbij, zij het wederom in aparte, edoch succesvolle bewerkingen. Hoewel Georges stem in de loop der jaren wat heser is geworden, redt hij zich ook in deze nummers nog uitstekend. Zijn hart lijkt tegenwoordig echter meer te liggen bij stukken zoals hij in de toegift zingt: ingetogen liederen met pianobegeleiding, die voor een vreemd verstild, maar fraai slotakkoord zorgen bij een buitengewoon geslaagde terugkeer van deze rasartiest op Nederlandse bodem.