Hun muziek wordt, zoals zo vaak in het weinig overzichtelijke hedendaagse muzieklandschap, door menig recensent als ´oncategoriseerbaar´ omschreven, maar deze vermeende ongrijpbaarheid van bands is wel bijna een gemeenplaats geworden in muziekrecensieland, en vormt maar al te vaak een gemakkelijk excuus om zich niet al te veel moeite te getroosten een band te determineren – en waaruit bestaat de taak van de muziekrecensent nu anders, dan in het verzinnen van de meest onwaarschijnlijke etiketten voor de meest ongehoorde klanken om zo de op orde gestelde muziekliefhebber de kans te geven elke muzikale uiting in een daarbij passend hokje te deponeren? Gelukkig hoeven we in het geval van Kneebody niet zelf met het een of andere onwelluidende neologisme op de proppen te komen, want welke stijlen deze band verder ook in haar sound integreert, de basisinspiratie lijkt ons duidelijk in de hoek van de in de jaren zeventig opgekomen fusionklanken te liggen. En dat doet het altijd goed bij het publiek. Waar het aan ligt? Wellicht aan de rockinvloeden, die de hedendaagse luisteraar nu eenmaal makkelijk in het gehoor liggen. Misschien ook wel aan het feit dat beoefenaars van dit genre veelal fris en guitig ogende jongelingen zijn, die vrolijk en onbekommerd overkomen, en daarmee niet de dreiging en het fanatisme uitstralen van sommige avant-gardistische toonkunstenaars, of de belegenheid van lieden die zweren bij vooroorlogse jazz. Hoe het ook zij, we kijken vanavond weer eens over een zee van kopjes uit, waarvan een aantal nog niet eens gesierd wordt met grijze sprieten.
Hebben wij daarmee willen zeggen, dat we met Kneebody een dertien-in-een-dozijnband aan het werk zien? Maar potverdrie, verre van dat, brutale lezer! Ziet u soms elke dag een saxofonist door de uitgang van zijn toeter blazen? Of een bassist die zijn instrument bij tijd en wijle als een gitaar laat klinken? Of, last but not least, een drummer (die, als u het ons vraagt, verdomde veel weg heeft van een gedrogeerde Phil Collins) voor de jazz buitengewoon ongebruikelijke ritmes uit zijn drumkit toveren? Wij dachten al van niet. En dan hebben we het nog maar zijdelings gehad over de spelkwaliteiten van dit ensemble. Misschien zijn het niet allemaal de meest begenadigde of egocentrische solobeesten, maar samen een improvisatie neerzetten met een volgehouden groove en een extatische climax, dat kunnen deze heren als de beste. Vlak voor de pauze krijgen we daar al een aardig voorproefje van, maar vooral na de onderbreking springen onze Amerikaanse vriendjes van de ene jam naar de andere. Het volume lijkt er niet zachter op te worden, en wanneer de spraakzame bassist ons bij het laatste nummer vraagt of we ´something tough´, dan wel ´something tougher´ willen horen, is het moment daar gekomen voor enkele van de oudere bezoekers om de vingertjes in de oren te steken. Misschien dat dit ook de reden is voor het niet zeer lang volgehouden applaus aan het einde, waardoor een toegift er bij inschiet (iets waartoe de sympathieke Amerikanen naar onze inschatting van harte bereid waren geweest), maar niettemin mogen we spreken van een geslaagde en enthousiaste jazzbijeenkomst voor alle liefhebbers van ongecompliceerd gecompliceerde jazzimprovisaties met een hedendaags randje.