Ásgeir betovert Kleine Zaal met intieme folkpopliedjes

Voorprogramma Farao helpt alvast een handje mee met haar ogen

Maarten de Waal ,

Waarlijk, lieve lezer, wanneer we later terugkijken op deze periode in de indiefolkgeschiedenis, lijkt ons de kans groot dat het huidige tijdsgewricht geboekstaafd zal staan als ´de IJslandse periode´. Ook deze maandagavond mogen we weer een artiest uit IJsland begroeten – nog weinig bekend hier te lande, misschien, maar reeds wereldberoemd op zijn eigen eiland, en dat lijkt tegenwoordig al voldoende garantie voor behoorlijk gevulde concertzalen doorheen Europa. Wie weet waar dat aan ligt mag het zeggen – zeker, de IJslandse pop heeft een herkenbare eigen warme (geiser)sound, maar soms bekruipt ons het gevoel dat het dromerige indiekind ook extramuzikale redenen heeft om bands afkomstig van dit eiland met haar sprookjesachtige natuur een warm hart toe te dragen; alsof het in een wereld die in veel opzichten steeds killer, naargeestiger en bureaucratischer lijkt te worden, behoefte heeft aan klanken uit een verafgelegen land van onaardse & ongerepte schoonheid om zijn/haar idyllische reverieën op te projecteren. Hoe dit ook zij, het IJslandse muziekleven vaart er wel bij, blijkens de ook in het toch niet zeer hippe Tilburg behoorlijk gevulde Kleine Zaal.

FARAO

Het voorprogramma komt echter niet uit IJsland, maar uit moederstreek Noorwegen, en heeft zich vanwege de liefde reeds enige tijd geleden in Engeland gevestigd. Op haar debuutplaat (nog niet officieel uit, hoewel ze wel al enkele exemplaren bij zich heeft) wordt ze bijgestaan door een voltallige band, maar vandaag moet ze het doen met het gezelschap van een klein blond wezen dat zich bescheiden op de achtergrond houdt. Hoe een en ander op plaat klinkt, durven we niet te zeggen, maar wel kunnen we constateren dat haar liedjes ook met deze spaarzame begeleiding prima overeind blijven. Dit soort singer/songwriter-achtige bekentenismuziek drijft uiteindelijk, zeker live, op iets in de presentie van het frontpersonage, dat moeilijk is aan te wijzen, maar broodnodig voor het overspringen van de zo gewenste vonk. Wat dat ´iets´ ook is, het is hier zeker aanwezig, wat wel blijkt uit de stille aandachtigheid van het publiek, waar het van mevrouw de Farao nog een pluimpje voor krijgt. Een nadeel van deze stilte is weer, dat niemand de Noorse dorst uit te leggen wat al die vreemde marsepeinen figuurtjes toch in de winkeletalage doen, waardoor het Sinterklaasfeest wel altijd een mysterie voor haar zal blijven. Voor het overige was dit echter een vlekkeloos optreden van een bevallige jongedame die het charisma van Cleopatra (die het volgens de overlevering vooral van haar neusje moest hebben) weet in te zetten voor vreedzame doeleinden, zonder de spreekwoordelijke wreedheid van de Egyptische vorstin over te nemen.

ÁSGEIR

De succesvolle IJslander beschikt duidelijk over een groter budget, en kan dus wel zijn voltallige band meenemen op tour, inclusief broer, producer en een in de hoek van het podium weggeschoven lijvige & bebaarde drummer (immer een pluspunt voor uw recensent, vanwege de mogelijkheid tot identificatie). Zijn muziek vormt een vreemde melange van de zachte, kinderlijk aandoende electronica die men zo met het meest westelijke land van Europa identificeert, vermengd met folkelementen en afgeroomd met enkele onvervalste popsensibiliteiten. De set wordt off-stage afgetrapt met een mopje authentieke a-capella samenzang in de moedertaal, een taalkeuze die ook in de rest van de set consequent wordt volgehouden. En dat, terwijl die jongen net de moeite heeft gedaan zijn debuut, met zo´n exotische naam dat ons toetsenbord ons niet in staat stelt deze hier correct neder te schrijven, netjes in het Engels te laten vertalen door John Grant. Geeft hij het publiek echter de keuze tussen de IJslandse en de Engelse variant, dan kiest het zonder enig bedenking voor de IJslandse versie, waarmee het eigenlijk impliciet te kennen geeft zich geen moer te interesseren voor de inhoud van de vast met veel zorg geschreven teksten. Ondanks deze opzichtige belediging van de toch al zo verlegen naar de grond starende Ásgeir, blijkt hij toch nog bereid een toegift te geven, wat de bescheiden houding van hem en zijn bandmaten nog eens onderstreept. Een mooi, overwegend ingetogen concert, dat de behoefte van menig bezoeker om het sprookjeseiland nu eens met eigen ogen te aanschouwen alleen maar zal hebben aangewakkerd.