Svartidauði maakt van Kleine Zaal een kleine zwarte kathedraal

Voorprogramma’s geven een afwisselend beeld van de Nederlandse Black Metal scene

Maarten de Waal ,

Het is Goede Vrijdag, Christus is gestorven aan het kruis, God heeft Zijn Zoon en daarmee ook ons verlaten. In de Dommelsch Zaal ziet men hierin een aanleiding om Zijn heengaan luidkeels te bejammeren met in een modern jasje gestoken stichtelijke liederen, maar eens te meer blijkt dat smaken verschillen: een selecter gezelschap in de Kleine Zaal maakt juist graag van Zijn afwezigheid gebruik om een satanisch feestje te bouwen. Diversiteit geeft het leven kleur, lieve mensen, en al heeft voor deze gelegenheid vrijwel iedereen zich in een zwart uniform gehesen, toch blijkt ook Satan deze avond zeer verscheiden kostgangers te hebben...

FUNERAL GOAT

 Te beginnen met de primitieve black van deze twee geitenliefhebbers, die voor de kenner van het Nederlandse Black Metal wereldje geen onbekenden zijn – eerder hebben ze in Neerlands zwarte trots Sauron gespeeld. Gewapend met drums en gitaar brengt men een eerbetoon aan begrafenissen, geitjes, maar vooral aan de eenvoudige Black Metal van weleer, zoals die met name door het Amerikaanse Von gepropageerd werd (dit gezelschap is overigens sinds een paar jaar weer actief – alles komt terug, tegenwoordig, niets is voorgoed dood en begraven). Of je hun klanken waardeert, hangt sterk af van de mate waarin je zoiets als afwisseling in muziek als noodzakelijk beschouwt. Houd je wel van een verandering in ritme, tempo, akkoord, of iets dergelijks, dan ben je hier aan het verkeerde adres, en zul je geneigd zijn de voortbrengselen van Funeral Goat als ‘saai’ of ‘eentonig’ te bestempelen. Ben je echter meer iemand die urenlang naar het geluid van de stofzuiger of het geraas van een kettingzaag kan luisteren, omdat je telkens toch weer net iets andere boventonen ontdekt, dan is het een half uurtje genieten geblazen. Zelf waren we blijkbaar niet echt in de stemming voor dit soort werk, want de bescheiden speeltijd viel ons lang, maar aan de inzet van de twee dierenvrienden heeft dat niet gelegen. De fraaie monnikspij van de frontman verdient trouwens ook een speciale vermelding.

BOTULISTUM

 ‘Botulisme’ is een nare vergiftiging die algehele (spier)verlamming en uiteindelijk de dood tot gevolg kan hebben; een heel vervelende aandoening die men bijvoorbeeld kan oplopen in een van rottende kadavers vergeven stilstaand watertje, laten we zeggen een veen. Een gebied waar de mensen vroeger graag turf staken. En laat Botulistum haar eigen muziek nu net omschrijven als ‘Turf Metal’. Gevoel voor couleur locale kunnen we dit gezelschap dus niet ontzeggen. Maar hoe klinkt dat dan, Turf Metal? Nu ja, het klinkt nogal… nogal... ‘hermetisch’ is misschien het woord. Kijk, we zijn niet vies van experimentele klanken, rennen niet meteen weg bij een band die haar deunen eenvoudig weg als ‘noise’ omschrijft, maar een half uur lang gitaar feedback, gelardeerd met razendsnelle beats van een drumcomputer en enige vocalen, blijkt voor ons op zichzelf niet voldoende om de neiging met onze buurman te gaan praten te onderdrukken. Het is niet onmogelijk zoiets boeiend te houden, maar dan moet er wel enige structuur of ontwikkeling in het gebodene te ontdekken zijn. Misschien was dat hier ook wel het geval en is het ons gewoon ontgaan, maar hoe dit ook zij, het werkte voor ons niet, en ook het merendeel van het publiek lijkt na dit halve uur sonisch geweld verbouwereerd achter te blijven, voor zover men niet al eerder het hazenpad had gekozen. Niettemin een intrigerend en compromisloos zooitje, deze botulisten, die overigens ook visueel een aardig stijlstatement afgeven.

VERBUM VERUS

 In Verbum Verus komen we wederom oude Sauroniërs tegen, maar bij dit meer uitgebreide gezelschap spelen de traditionele elementen van ritme, harmonie en melodie wel hun gebruikelijke rol, en hun doomblack mag bij vlagen zelfs zonder meer als ‘pakkend’ worden omschreven. Het optreden heeft hier en daar te lijden onder technische mankementen, wat de vaart er helaas een beetje uit haalt, maar niettemin wordt duidelijk dat hier een band met potentie staat te spelen. De drie kwartier speeltijd is deze keer in elk geval niet te ruim bemeten, wat ons betreft, en de band die de zware taak op zich heeft genomen ons het treurige ware woord te verkondigen vormt stilistisch een mooie opmaat naar de hoofdschotel van de avond. Oh, de ‘bebloede’ witte (!) shirts mogen ook niet onvermeld blijven (het zijn modebeesten hoor, die bleckies, laat niemand je iets wijs maken – als ze de kans krijgen staan ze voorafgaand aan een optreden uren lang voor de spiegel te tutten).

SVARTIDAUĐI

 ‘Svartidauði’ betekent zoveel als ‘Zwarte Dood’, en de IJslanders die ons een impressie van de pest willen geven hebben dan ook hun mond en neus met zwarte stof bedekt, om te voorkomen dat ze zelf met deze nare ziekte besmet raken. (Tijdens het optreden wordt duidelijk dat deze gezichtsbedekking het nuttigen van bier niet in de weg staat; een klein wonder, als u het ons vraagt.) Hun uitgesponnen schwarzmetal-composities met doominvloeden sluiten, zoals gezegd, goed aan op hun voorgangers, maar het moet gezegd: in opbouw en uitwerking wint IJsland het vanavond uiteindelijk van Nederland. Des te vreemder is het, dat veel publiek het al voor gezien lijkt te houden; misschien moet men een trein halen, maar het lijkt waarschijnlijker dat veel ‘locals’ die hun vrienden hebben gesupport nu in het cafégedeelte aan het bier zijn gegaan. Jammer voor hen, want wat onze verre vrienden uit het Opperste Noorden vanavond laten zien is zonder meer de kroon op de avond. Het mag hen tien jaar gekost hebben om debuutalbum ‘Flesh Cathedral’ samen te stellen, maar wat ze muzikaal presteren verdient het zeker om gehoord te worden. Een magistraal einde van een fijne duistere bijeenkomst.