Bij binnenkomst in de grote zaal van De NWE Vorst wacht ons wel een kleine teleurstelling: we hadden gehoopt op een lege vloer en - minstens zo belangrijk - een bar, maar in plaats daarvan zien we ons helaas geconfronteerd met oplopende rijen (nog) lege stoeltjes, die voor toneelvoorstellingen, cabaret en wat dies meer zij zeer geschikt zijn, maar bij een band als De Kift, die in het nummer ‘Muur Muur’ nota bene een directe oproep aan het publiek richt om mee te dansen, eigenlijk behoorlijk misplaatst zijn. Nu is uw nederige pennenlikker toch met geen stok tot dansen te bewegen, daar niet van, maar ook de mogelijkheid je in een donker hoekje tegen de muur aan te drukken en stilletjes de tranen de vrije loop te laten wordt ons zo ontnomen.
De Kift duikt in haar luisterrijke geschiedenis
IJzersterke liederen blijven ook in theatersetting fier overeind
Vijfentwintig jaar De Kift. Dat is vijfentwintig jaar galgenhumor, vijfentwintig jaar lekkende daken, krakende vloeren, druppelende kranen, vijfentwintig jaar zwerven langs verlaten landwegen, vijfentwintig jaar verdriet om verloren geliefden, vijfentwintig jaar drinken, vijfentwintig jaar snikken & grimlachen, maar vooral vijfentwintig jaar dansen om ondanks dat alles toch het leven te vieren. Zoiets vraagt om een feestje, en De Kift zou De Kift niet zijn wanneer ze zo’n feest niet groots zouden aanpakken. Ter gelegenheid van hun vijfentwintigjarig (hoeveel ook alweer?) jubileum hebben ze dan ook een hele tour door het ganse Dietse land op touw gezet, waarin ze (vrijwel) al het materiaal van hun illustere loopbaan nog eens de revue laten passeren. Bij eerdere gelegenheden zijn hun eerste drie albums (‘Yverzucht’, ‘Krankenhaus’ en ‘Gaaphonger’ – niet alleen vanwege de titels, maar ook vanwege de bijzondere verpakking de moeite waard om in huis te halen) aan bod gekomen, en deze donderdagavond is het de beurt aan hun vierde en vijfde muzikale wapenfeit, ‘Vlaskoorts’ en ‘Koper’. Dit is misschien wel de mooiste periode uit de Kift-historie – in elk geval is het de periode waarin uw recensent kennis maakte met dit gezelschap, en dat levert bijkans onvermijdelijk een sentimentele band met juist de liederen van dit plaatwerk op. We verheugen ons dus op een prettig weemoedige avond…
Afijn, niet getreurd – wanneer de band eenmaal het podium betreedt en begint te spelen, bevinden we ons meteen in het Kift-universum, een droeve en bittere wereld vol teleurstellingen en hartzeer, waarin het desondanks goed toeven is, omdat muziek, drank en absurde humor in overvloed aanwezig zijn. Men pakt ook visueel flink uit: voor de gelegenheid zijn een aantal filmpjes gemaakt die achter de band worden geprojecteerd, en elk nummer wordt opgesierd door minstens één bijpassende tekening. Op het volstrekt originele karakter van hun fanfarepunk is reeds vaak genoeg gewezen, maar wat ons betreft schuilt minstens de helft van de aantrekkingskracht van deze band in hun prachtige teksten. Er is waarschijnlijk geen andere band in Nederland die de waarheid van het devies ‘beter goed gejat dan slecht verzonnen’ zo treffend illustreert als De Kift: de teksten bestaan uit een ratjetoe aan citaten en korte verhalen die men betrekt uit de hele wereldliteratuur, van Russische absurdisten tot obscure Amerikaanse auteurs en bekende en minder bekende schrijvers van vaderlandse bodem. Het knappe is, dat hun platen ondanks deze zeer diverse tekstbronnen toch een coherent geheel vormen, een zeer herkenbare sfeer uitwasemen en elk op hun manier een eigen verhaal vertellen.
De reguliere set is strak en duidelijk opgebouwd: het eerste deel staat in het teken van ‘Vlaskoorts’, dan is er een korte pauze, en vervolgens gaat men verder met ‘Koper’. Het publiek, dat voor een deel al behoorlijk op leeftijd is (hetzelfde geldt overigens voor een aantal bandleden), blijft voor de onderbreking zeer gedwee en behoorlijk stil zitten, om slechts tussen de nummers door blijk te geven van haar instemming middels het bekende handgeklap en incidentele gefluit en geroep. Wanneer blikvanger Ferry Heijne na de pauze echter een kort op Tilburg toegesneden intermezzo inlast, waarin hij rept van een zelfverzonnen lokale delicatesse, ‘de Tilburgse bol’ (“alleen voor echte Tilburgers”), wordt het een onrustige en behoorlijk beschonken toeschouwer toch te veel: “Die bestaat niet, je bedoelt een Bossche bol!” (Een klein advies aan Ferry: wil je in het vervolg een etenswaar bespreken in het Tilburgse, ga het dan niet hebben over een bol vol slagroom overgoten met chocola, dat is veel te luxe, te vol en te romig voor de portemonnee en het schrale hart van de Tilburger, die gewend en gehecht is geraakt aan uitbuiting en armoede; zijn voorkeur gaat veeleer uit naar het nederige worstenbrood, het zondagsvoer voor elke geboren en getogen kruikenzeiker.)
Na dit kleine voorval blijft het wat rumoerig, maar afgezien van de onruststoker durft eigenlijk nog vrijwel niemand het aan de zetel te verlaten (hoewel men soms wel naar de wc of de bar loopt). Pas aan het einde van het optreden zien ook de meer timide aanwezigen kans de benen te strekken middels een staande ovatie. Wanneer de band de barstensvolle zaal dan expliciet uitnodigt vooral te blijven staan tijdens de toegift, dringen zowaar enkele durfals naar voren om te doen wat bij een Kift-optreden eigenlijk niet uit mag blijven: het ritmisch bewegen van de ledematen, dat voor een welwillend oog zeker voor dansen door mag gaan. En zo werd het op het nippertje toch nog niet alleen een indrukwekkende, maar ook een gezellige show, en konden de bandleden op het podium opgelucht hun flesjes ontkurken. Proost trouwe vrienden, en hopelijk tot spoedig!