De grote vraag bij een avond die in het teken staat van de muziek van progressieve dinosauriërs Emerson, Lake & Palmer is vanzelfsprekend hoe je de unieke capaciteiten van die muzikanten vervangt. Nu is dat in het geval van de Carl Palmer Band gelukkig voor eenderde geen probleem. Wat de overige tweederde betreft: Palmer heeft er duidelijk voor gekozen geen imitatoren van beide andere bandleden te zoeken, maar geheel af te zien van zang en toetsen ten faveure van een zuiver instrumentaal trio van drums, bas en gitaar. Als je bedenkt dat de volle vocalen van Lake en met name de voor die tijd revolutionaire synthesizerexperimenten van Emerson een enorm stempel op het geluid van ELP gedrukt hebben, is meteen zonneklaar dat hier een totaal anders klinkend drietal op het podium staat. Desalniettemin zijn wat typische ELP elementen eenvoudig herkenbaar, niet in de laatste plaats de neiging klassieke composities direct naar het rockidioom te vertalen. Aan het grootse ‘Pictures Of An Exhibition’ waagt men zich vanavond weliswaar niet, maar Bernsteins ‘America’, Debussy’s ‘Clair De Lune’, Bachs ‘Toccata En Fuga In D Mineur’ en (als we het begrip klassiek iets oprekken) Queens ‘Bohemian Rhapsody’ passeren alle als snarensolo dan wel groepswerk de revue.
Carl Palmer Band brengt eigengereid eerbetoon aan ELP
Virtuoos trio herbewerkt symfonische stukken naar eigen schaal
Natuurlijk moest de Carl Palmer Band het stellen zonder de talenten van toetsentovenaar Keith Emerson en de galmende zang van Greg Lake, maar liefhebbers van veelzijdig en energiek drumwerk plus rockende interpretaties van klassieke werken kwamen afgelopen dinsdag toch prima aan hun trekken in Little Devil.
Over de goede smaak van dergelijke tamelijk ruwe omzettingen van klassieke stukken valt altijd te twisten, maar datzelfde kan welbeschouwd gezegd worden van veel van het oorspronkelijke werk van ELP (dat met zijn ‘Night Of The Proms’ karakter overigens iets uitgesproken Engels heeft). Het zorgt in ieder geval voor veel positieve publieksherkenning, wat natuurlijk al helemaal geldt voor zelfgepende klassiekers als ‘Knife Edge’ en het monumentale ‘Tarkus’. Het succes van de uitvoeringen daarvan getuigt van de aanzienlijke vermogens van beide snarenplukkers, maar in lijn met de verwachtingen is het vooral Carl Palmer zelf die schittert op deze avond. De trommelaar mag dan behoorlijk gevorderd zijn in leeftijd, tijdens het tweede stuk van componist Aaron Copland dat tegen het einde van de set gespeeld wordt, tekent hij voor een buitengewoon diverse en energieke solo die kenmerkend is voor zijn enerverende drumstijl. Dat de show niet lang daarna met een kleine toegift beëindigd wordt, terwijl de band amper anderhalf uur daarvoor van start is gegaan, zou je eigenlijk de enige milde teleurstelling van dit concert kunnen noemen. Een aangenaam nostalgische bijeenkomst, die het merendeels oudere publiek zeker zal hebben weten te bekoren.