Incubated pakt flink uit met een zes bandjes tellend ‘mini-festival’

Groot aantal bezoekers laat intieme Incubated-sfeer onaangetast

Maarten de Waal ,

Het is de tweede week van januari, traditiegetrouw de periode waarin te Groningen de hoogmis van de Nederlandse (en bij uitbreiding ook Europese) indiescene wordt gevierd onder de naam Eurosonic/Noorderslag. Ben je een indiehipster of wil je daarvoor graag doorgaan, of, erger nog, doe je ‘iets in de muziekindustrie’, of, het aller-, aller-, allerergste, noem je jezelf ‘muziekjournalist’ en val je onder die titel ongevraagd argeloze muziekliefhebbers lastig met je bekrompen maar oh zo wijsneuzerig gebrachte oordeeltjes over mensen die, anders dan de gemiddelde recensent, wel de moed hebben zichzelf kwetsbaar op een podium over te leveren aan de genade van het publiek – dan zit er niets anders op, dan deze dagen in Groningen door te brengen en eindeloos door zich in het zweet werkende bandjes heen te babbelen over de nieuwste muziektrends, de kwaliteit van de geserveerde bitterballen, de klimatologische omstandigheden van de zaal waarin men zich op dat moment ophoudt, en andere wereldschokkende en uiterst belangrijke zaken. Een aardig bij-effect van dit misschien wat onverkwikkelijke gebeuren is echter, dat er zich midden januari een heleboel heel aardige indiebandjes in Nederland ophouden, die dan uiteraard ook makkelijk elders in ons kikkerlandje geboekt kunnen worden. De Cul de Sac had al jaren de gewoonte om een of twee acts van Eurosonic naar haar podium te halen, maar dit jaar pakken de sympathieke heren en dames van Incubate het grootser aan, en zetten ze niet alleen twee bands in de Cul, maar ook nog vier acts in de nabijgelegen Kleine Zaal van 013 (de dj tellen we even niet mee, hoewel die vast ook over grootse kwaliteiten beschikt, en er in elk geval blijk van geeft een grote muziekkennis te hebben opgebouwd). We zijn benieuwd…

BABY GURU

Het spits wordt deze vrijdagavond afgebeten door een Grieks trio dat zichzelf ‘Baby Guru’ noemt (je vraagt je toch wel eens af, hoe bands eigenlijk aan hun namen komen). Zij beginnen hun set al om half acht, en de vlak voor aanvang nogal uitgestorven Kleine Zaal doet ons vermoeden dat dit misschien wat aan de vroege kant is voor veel mensen. We gaan er zelfs even aan twijfelen of er op dit moment buiten Groningen wel genoeg indieliefhebbers aanwezig zijn om deze avond tot een succes te maken, maar wanneer we halverwege de set eens voorzichtig omkijken, zien we tot onze opluchting dat de zaal behoorlijk vol is gelopen. Ook valt op dat de bezoekers zich keurig in rijen hebben opgesteld, alsof ze hebben moeten aantreden voor een of ander appèl. Misschien is het strakke en nogal ‘vierkante’ spel van de drummer hier debet aan – het is in elk geval een komisch gezicht. De band heeft naast die drummer ook nog een bassist en een keyboardspeler in de gelederen, en wij weten niet waar u dan aan moet denken, maar voor ons is het dan wel duidelijk dat dit een soort new wave-Joy Division-achtig bandje zal zijn. Dit vooroordeel kunnen we gelukkig handhaven, al blijken de invloeden diverser, en horen we met onze idiosyncratische fantasie ook echo’s van een artiest als David Bowie. We zouden ook woorden als ‘minimalistisch’ en ‘uitgekleed’ kunnen laten vallen om de sound te beschrijven, maar u bent intelligent genoeg om er dat soort adjectieven zelf bij te denken. Niettemin weet men met deze minimale middelen toch verbazend veel variatie aan te brengen in de nummers, waardoor de band het volle half uur dat haar ter beschikking staat blijft boeien.

MILE ME DEAF

En dan mogen we ons alweer verplaatsen naar de Cul de Sac, waar het Weense trio Mile Me Deaf haar opwachting maakt. Bas, gitaar en drums zijn voor hen de ‘weapons of choice’, en als we daaraan toevoegen dat de band zich (naar wij aannemen) heeft vernoemd naar een nummer van Unwound en loads of guitar-feedback benut, vult u natuurlijk meteen aan dat deze jongens uit het Amerikaanse lo-fi rock-vaatje tappen. Misschien schamen ze zich daarom zo voor hun thuisstad, en wil men ons doen geloven dat men uit Massachusetts of desnoods Oslo afkomstig is, maar vrienden, goede lofi is goede lofi, al komt die dan ook uit weinig lofi-minnend Oostenrijk. Een fijn enthousiasmerend optreden van drie bescheiden inwoners van de historisch gezien belangrijkste muziekstad van Europa.

SIINAI

Ondertussen staan in de Kleine Zaal alweer enkele langharige Finnen klaar om ons met hun muzikale verrichtingen te imponeren. Waar ze in ons geval met vlag en wimpel in slaagden. Wij nemen aan, dat we op ieders volmondige instemming kunnen rekenen, wanneer we beweren dat de Finnen, van alle volkeren die binnen (en ook buiten) Europa rondkruipen en hun volkerige ding doen, wel tot de aller-, allercoolste mensentypen behoren. Een volk dat metal (al is het dan vrij poppy aangelegde metal) tot haar meest favoriete muziekgenres rekent, en dat bovendien, in plaats van het afgezaagde voetbal, dat zinloze en nogal sneu ogende geren achter een bal waar bijna alle volkeren ter wereld tot hun eeuwigdurende schande voor gevallen zijn, het stoer-mannelijke speerwerpen als nationale sport heeft, dat moet natuurlijk wel een origineel denkend stammetje zijn. Daarbij zijn de Finnen (net als bijvoorbeeld de Jappen) een op het eerste oog nogal introvert volkje, dat bij nadere beschouwing het cliché waarmaakt dat stille mensen vaak diepe gronden hebben. Het mag dan ook geen verbazing wekken dat het strak naar het podium starende viertal dat zich Siinai noemt moeiteloos een meditatieve vibe weet te creëren waar menig bekender ‘psychedelisch rock’-bandje een punt aan kan zuigen. Men associeert hun klanken vaak met kraut rock, misschien vanwege dit meditatieve karakter, maar zelf zouden we het toch eerder gewoon stoner noemen. Echter, welk labeltje je er ook op wenst te plakken, feit blijft dat Siinai je weet mee te nemen op een imposante trip naar de dieper gelegen domeinen van het bewustzijn waar je pas uit ontwaakt nadat de laatste klank verklonken is. Beste band van de avond, naar onze immer bescheiden mening.

WHITE FANGS

Wat niet wil zeggen, dat de Brusselaars die zichzelf White Fangs noemen niet de moeite waard zijn. Een band waarvan de frontman een Wipers-shirt draagt kan natuurlijk sowieso al niet verkeerd zijn, en de verbeten klinkende primitieve garagepunk die men ten gehore brengt illustreert maar weer eens dat goede muzikale inspiratiebronnen al het halve werk doen voor een band. Dit is een band die eigenlijk bij uitstek zou moeten inspireren tot meebewegen, maar men staat in de Cul zo dicht tegen elkaar aangepakt dat dit niet echt tot de opties behoort. Jammer, maar voor het overige was het een prima optreden.

TEMPLES

Het rustpuntje van de avond wordt verzorgd door het door-en-door Engelse Temples. De frontman van deze hippe hippie vrienden, die allen het haar over hun oren hebben hangen, doet met zijn (nep?)bonten kraag en om de nek hangende talisman aan als een soort sixties-variant van Oscar Wilde. Hun muziek hoort thuis in het straatje van de op de op de jaren zestig geënte psychedelica, die het in dit tijdsgewricht zo goed doet. We kunnen begrijpen wat mensen aan deze band waarderen, maar voor ons persoonlijk zijn de lieflijke melodielijntjes en zoete vocalen van deze makkers niet makkelijk in overeenstemming te brengen met het bij de eerdere bands opgebouwde adrenalineniveau. Dat is behoorlijk zonde, want men heeft overduidelijk kwaliteiten – om ons heen zien we echter wel meer mensen die de gelegenheid aangrijpen om even bij te kletsen met vrienden en vage bekenden. Toch een leuke band voor de meer vrouwelijk en zachtaardig ingestelde bezoekers.

HOLY MOUNTAIN

Qua naam sluit deze afsluiter natuurlijk naadloos aan bij het Finse Siinai, en ook muzikaal heeft men best wat van dit gezelschap weg. Holy Mountain komt echter niet uit het (ondanks Nokia en de aanwezigheid van een enkele grote stad) op de natuur georiënteerde noordoosten van Europa, maar uit de industriële grauwigheid die Glasgow heet. Ruwe en directe arbeiders bepalen hier het karakter, en het mag dan ook geen verbazing wekken dat bij deze Schotten, die op het podium ruimschoots aantonen wel van een drankje te houden, een band als Motörhead eigenlijk nooit ver weg is. Desalniettemin houdt men ook wel van een uitgesponnen stonercompositie, die echter een stuk rauwer en minder ‘zweverig’ uitpakt dan bij hun Finse zielverwanten. Een fijn energiek einde van een afwisselende avond, die door een cover van Black Sabbaths ‘War Pigs’ op een voor iedere rechtgeaarde rock- en metalliefhebber bevredigende wijze wordt getermineerd. Voor herhaling vatbaar, zo’n Incubated XL avond!