Eric Sardinas laat zijn Dobro zingen in 013

Gingerpig zorgt voor passend rauwe introductie

Wouter de Waal ,

Hij kon er afgelopen woensdag in de Kleine Zaal maar geen genoeg van krijgen de aanwezigen toe te schreeuwen of ze zich goed voelden, maar uiteindelijk bereikte gepassioneerd bluesrock performer Eric Sardinas daarmee wel zijn doel: een door de blues gegrepen enthousiast publiek.

GINGERPIG
Eerst is het echter aan het Brabantse Gingerpig om de zaal op te warmen met zijn sterk op de jaren zeventig geënte, avontuurlijke hardrock, waarin naast het bezielde stemgeluid en het ongepolijste snarenwerk van Boudewijn Bonebakker ook de zeer virtuoze toetsenescapades van Jarno van Es een prominente rol spelen. In het half uur dat de band wordt toebedeeld, passeert een aanzienlijke portie van de sterke eersteling The Ways Of The Gingerpig de revue: een album dat na afloop van de show ook op vinyl verkrijgbaar is. Het tekent de authentieke instelling van de groep, wier frontman zich ook niet door een gekneusde rib laat weerhouden op het podium te stappen. Hopelijk kunnen we snel genieten van meer materiaal van dit veelbelovende viertal.

ERIC SARDINAS
Zou je van tevoren niet hebben geweten dat Eric Sardinas afkomstig is uit de Verenigde Staten, dan zou zijn flamboyante en extraverte podiumpersoonlijkheid je daar al gauw van overtuigen. Een tweede sterke hint wordt je natuurlijk gegeven door de stijl waarin de gitarist excelleert: schurende rock met een sterk bewustzijn van de bluestraditie, die onmiskenbaar doorklinkt in het ruwe geluid dat hij uit zijn met bottleneck bespeelde resonatorinstrument haalt. De manier waarop de performance gestalte krijgt, herinnert trouwens ook sterk aan vervlogen bluestijden: Sardinas neigt ertoe zijn publiek direct, zonder microfoon toe te spreken en zingen, en ook zijn gitaarwerk is regelmatig niet versterkt.

Het resulteert in een concert met grote dynamische contrasten, aangezien hij zeker als bassist en drummer invallen niet om elektrische ondersteuning van stem en Dobro heen kan. Illustratief voor beide uitersten zijn een intieme, eigengereide cover van Robert Johnsons ‘Hellhound On My Trail’ (dat weliswaar iets van de grootse eenvoud van het origineel mist, maar dat aardig compenseert met ruimhartig showmanschap) en de knetterende collectieve uitsmijter Texola. Tussendoor heeft de ritmesectie al ruimschoots gelegenheid gehad haar niet geringe capaciteiten te etaleren, maar het is toch vooral het vrije, sterk vocaliserende gitaarwerk en de energieke presentie van de frontman die dit krachtige concert zijn kenmerkende kleur geven. Imponerend.