Shepp en McClung beëindigen twintigste editie Stranger Than Paranoia op lyrische noot

Van Kemenade treedt aan met Takase en Bennink, Tonbruket verkent psychedelische wateren

Wouter de Waal ,

Nadat het festival de voorgaande dagen uitweek naar Den Bosch en Breda, sloot Stranger Than Paranoia 2012 afgelopen zaterdag af in het vertrouwde thuishonk Paradox met een drietal concerten van respectievelijk Takase-Bennink-Van Kemenade, Tonbruket uit Zweden en het Amerikaanse topduo van saxofonist/vocalist Archie Shepp en pianist Tom McClung.

Han Bennink en Paul van Kemenade hebben we eerder deze week al even samen aan het werk kunnen zien bij de openingsavond van dit festijn, maar vandaag worden ze vergezeld door de oorspronkelijk Japanse, edoch al jaren in Berlijn woonachtige pianiste Aki Takase. Het typerend springerige openingsnummer ‘Bright Mississippi’ ontleent dit olijke trio aan Thelonious Monk, de kinderlijk speelse jazzgigant die vervolgens nog expliciet in een enkele solo van Takase en de gezamenlijke toegift terugkeert. Het is echter zeker niet enkel Monk wat de klok slaat bij dit drietal: de meeste stukken worden door de spelers zelf aangeleverd, opvallend vaak inclusief opdracht aan een ander combolid. Zo gaat Takase een zelfgeschreven, liefdevol duet met Bennink aan en brengt Van Kemenade op zijn beurt een compositie gewijd aan de pianiste in. Het muzikale terrein dat daarbij door deze dame en heren bestreken wordt, is weids en omvat alles van tedere ballades tot woeste vrije geluiden, soms zelfs in één en hetzelfde werk. Een fraaie start van deze slotbijeenkomst.

Met Dan Berglund’s Tonbruket vertrekken we daarna naar heel andere, meer naar rock en psychedelica neigende sferen. Als bassist van E.S.T. sloeg deze Zweed reeds een brug naar een breder publiek, maar waar dat combo nog duidelijk verwant was met het traditionele pianotrio, gaat Tonbruket een heel stuk verder met het incorporeren van invloeden uit de populaire muziek. Vooral de drummer en gitarist van dit kwartet maken de indruk eerder op hun plek te zijn in een (progressieve) rockcontext dan in een jazzomgeving, terwijl de elektronische experimenten van de toetsenist aanzienlijk bijdragen aan het geestverruimende en onmiskenbaar Scandinavische karakter van deze set. Vanzelfsprekend zit niet iedereen in het publiek op dit soort nieuwlichterij te wachten en de soms wat meanderende muziek, die bovendien een enkele keer te lijden heeft onder technische problemen (de versterking van de viool die de toetsenman op een gegeven moment ter hand neemt, blijkt niet in orde) plaatst het rumoer bij de bar helaas nog meer op de voorgrond. Desalniettemin kent dit optreden ontegenzeggelijk heel wat boeiende momenten en ook de climax op het einde mag er zeker zijn. Interessant luistervoer voor de jonge avontuurlijke muziekliefhebber.

De grootste publiekstrekker van deze avond is echter ongetwijfeld jazzlegende Archie Shepp. Vijf jaar geleden kwam de zanger en blazer de boel hier op stelten zetten met een zeer energiek jazzcombo, maar vandaag deelt hij het podium alleen met pianist Tom McClung. Dat heeft natuurlijk zijn weerslag op het concert, dat welhaast volledig gevuld is met lyrische ‘standards’, hetzij van een ander (Ellingtons ‘Don’t Get Around Much Anymore’, Strayhorns ‘Chelsea Bridge’, Coltranes ‘Naima’, waarvoor Shepp opvallend genoeg de sopraansax aanwendt), hetzij van hemzelf (het aan pianist Elmo Hope opgedragen ‘Hope 2’, de ballade ‘Stars Are In Your Eyes’). Zijn volle, van lucht verzadigde toon op de tenorsax en zijn bluesdoordrenkte stem drukken nog steeds een uniek stempel op zijn vertolkingen, zij het dat het scheurende geluid dat hem aan het begin van zijn carrière beroemd en berucht maakte nog maar heel zelden opduikt, bij wijze van exclamatiepunt zogezegd. Verder is dit optreden vooral heel mooi, niet in de laatste plaats door het imponerende spel van McClung, dat met zijn indringendheid en virtuositeit de gezaghebbende uitvoeringen van Shepp voorbeeldig aanvult. Met slotstuk ‘Steam’, gewijd aan de nagedachtenis van Archies gewelddadig omgekomen neef Robert Mincer (op dat moment vijftien jaar oud), klinkt nog iets van de sociale kritiek van weleer door. Het beeld dat echter het meest beklijft, is dat van een oude jazzheld die vooral wil dienen als doorgeefluik van de rijke Afro-Amerikaanse muziektraditie: een klassiek slot van een buitengewoon divers festival.