Zwarte Vleugels, het platform voor experiment en/in muziek, geïnitieerd door Niels Duffhues en Nick J. Swarth, heeft voor haar tweede avond in de Paradox enkele vrienden uitgenodigd om hun muzikale kunsten aan het publiek te vertonen: Teuk Henri, een in Brussel gevestigde gitarist die ook met Niels speelt in de improvisatie-band Bitches of the South, en Goska Isphording, die de klavecimbel bespeelt en deze avond o.a. een werk van de in Tilburg woonachtige componist Merijn Bisschops ten gehore zal brengen.
Nu is de klavecimbel niet echt wat je noemt ‘trendy’ en modern-klassieke muziek is voor de meeste mensen al helemaal een brug te ver – of het daar aan ligt, wie zal het zeggen, maar het publiek laat het in elk geval nogal afweten vanavond. Wat jammer is, want zo vaak krijg je niet de kans om iemand op dit toch wel mooie klanken voortbrengende instrument aan het werk te zien. Daarbij is het een regionaal initiatief, dus je zou zeggen dat op zijn minst enkele vrienden of bekenden zich geroepen zouden moeten voelen om eens een kijkje te komen nemen (hoewel kunstenaars natuurlijk solitair levende wezens zijn, kluizenaars die zich uitsluitend wijden aan de eredienst van het schone).
De avond wordt geopend door Nick, die het programma doorneemt en meteen enkele gedichten voordraagt. 3voor12 is een muziekmedium, dus over gedichten laten wij ons niet uit, maar toch, dat je ‘3 mango's voor een euro’ zou kunnen krijgen, zoals hij in een van zijn gedichten stelt, dat lijkt me toch wel erg goedkoop, al gaat het hier om bijna rotte exemplaren.
Teuk (coole naam) laat zich door de geringe belangstelling ook niet ontmoedigen en begint even na negenen wat met zijn gitaar te spelen. In goede experimentele traditie moeten daar natuurlijk allemaal apparaten (‘devices’, zou Frank Zappa zeggen) aan te pas komen – gewoon op de conventionele wijze de snaren aanslaan, dat zou echt te makkelijk zijn. Net wanneer je begint te denken “als je zo bent uitgekeken op de normale mogelijkheden van je instrument, waarom leer je dan niet iets anders te bespelen” begint hij zowaar wat te tokkelen en donkere folkachtige klanken vullen de ruimte (die overigens goed aansluiten op de sfeer die hij daarvoor had neergezet). Duistere apocalyptische visioenen doemen voor ons op, en meneer gaat zelf zo in zijn spel op dat gastheer Nick hem erop moet wijzen dat er ook nog andere acts op het programma staan. “Nog 1 liedje dan?” “Nee, je bent al heel lang bezig.” Gelukkig mag hij na de pauze nog een keer terugkomen.
Vervolgens is het de beurt aan Goska Isphording en haar klavecimbel. Eigenlijk wilde Goska vroeger de piano leren bespelen, maar haar moeder vond dat maar een lawaaiig instrument, een uitvinding van de duivel. “Als jij zo nodig iets met toetsen wilt hebben, ga dan maar op de klavecimbel spelen, op zolder ligt er nog wel een – je betovergrootvader vond dat ook heel aardig, het ding heeft een zeer aangename, beschaafde klank.” Zo gezegd, zo gedaan, maar om wraak te nemen op haar boze moeder besloot Goska zich toe te leggen op modern repertoire, zodat ze lekker veel dissonante herrie kon produceren, zelfs op een klavecimbel.
Dat verzinnen we natuurlijk maar; feit is echter wel dat Goska er niet voor terugschrikt alle registers open te trekken en haar arme oude instrument flink te teisteren. Het eerste stuk gaat over de val de van de Berlijnse muur (“heel toepasselijk”, vindt ze zelf – misschien in verband met de recente verwikkelingen in de Arabische wereld?) en is geschreven door een componist waarvan de naam me helaas ontschoten is – beledigd zal hij hierover echter niet zijn, want hij is al dood. Tegen de achtergrond van (inderdaad) lawaaiige geluiden op tape, die waarschijnlijk de ineenstorting van de muur moeten verklanken, mag Goska helemaal losgaan op haar instrument. Daarna begeleidt ze nog enkele gedichten van Nick op een iets rustiger wijze (de jongen moet natuurlijk wel verstaanbaar blijven) en nadat het dubieuze mangogedicht weer voorbij is gekomen, is het pauze.
Na de onderbreking volgt een uitvoering van het stuk ‘Antipode I’, geschreven door Merijn Bisschops, die zelf aanwezig is om een toelichting bij dit werk te geven. Het stuk is het eerste van een drieluik, geschreven voor respectievelijk klavecimbel, viola d’amore en traverso (een voorloper van de dwarsfluit). Drie ‘ouderwetse’ instrumenten dus, en zijn werkwijze is, als we het goed begrepen hebben, steeds dezelfde: Hij legt ongestemde of valse klanken van elk instrument vast op tape, en de live-uitvoerder mag daar vervolgens wat ‘gestemde’ klanken overheen gaan spelen – voor een deel uitgeschreven in de partituur, voor een deel ook ter plekke geïmproviseerd door de uitvoerende (op basis van een ‘grafische partituur’, een mooie tekening dus, naar ik aanneem). Merijn stelt dat het uiteindelijke resultaat meer weg heeft van een duel tussen tape en muzikant dan van een harmonische samenvloeiing, maar bij de uitvoering blijkt dat eigenlijk wel mee te vallen – zoveel wordt er niet gevochten, het klinkt best goed samen.
Het slot van deze avond wordt verzorgd door een samenspel van de enthousiaste Teuk met Niels Duffhues, beide op gitaar, hoewel Niels op een gegeven moment ook plaatsneemt achter een Indiaas harmonium (zo, dat hij er gewoon achter kan gaan zitten – waarschijnlijk is hij te lui om het ding de hele tijd op zijn schoot te laten rusten). Vooral het laatste gedeelte, waar beide heren flink losgaan op hun beider gitaartjes, is best meeslepend – het is duidelijk, dat in deze samenwerking potentie zit. En met dit heftige einde in ons achterhoofd kunnen we tevreden de nacht in lopen.