Voor een zeer aardig gevulde Hall of Fame die er duidelijk zin in had, zorgden de zes heren van Dubioza Kolektiv na een genretechnisch afwisselend begin voor een lekkere bak uiterst dansbare ska. Tevens bleek een deel van het optreden een weinig verhulde en vrolijke auditie voor het Eurovisie Songfestival 2030 te zijn.
De intro is sterk. Sample-man Brano Jakubovic drukt op een knopje en in gebroken Engels klinkt er een droogkomische aankondiging, waarin onder andere wordt gevraagd de band vooral met “oh's” en “ah's” te verwelkomen. De zaal heeft echter geen aanmoediging meer nodig, want vanaf opener 'Wake Up' danst het publiek enthousiast. Bassist Vedran Mujagic deint ondertussen relaxed mee. Zangers Almir Hasanbegovic en Adis Zvekic springen opgetogen op en neer. Een intrigerende track die het midden houdt tussen rock en rap met balkaninvloeden volgt en na enkele nummers komt er oldskool ska voorbij. Dit zal de rest van de gig het voornaamste muzikale ingrediënt zijn, af en toe afgewisseld met rock, dub en reggae. Dat de heren uiteindelijk zo'n beetje allemaal hun warme jasje uit doen, is derhalve niet verwonderlijk. Dansen is namelijk het devies van de avond, zowel voor als op het podium.
Gitarist met five o'clock shadow Armin Busatlic besluit tot groot genoegen van het publiek heel even voor de bühne te gaan staan met het bovenlijf naar achter en zijn gitaar fier naar voren. Hij heeft de prettige uitstraling van een harde werker die zich naarmate de gig vordert, meer en meer lijkt te permitteren er van te genieten. Vooral bij 'Eurosong' toont hij zich behoorlijk opgewekt. Met dit nummer wil de groep zogenaamd “the eurovision song context” (“contest” is kennelijk een moeilijk uit te spreken woord) van 2030 winnen en om alvast het goede voorbeeld te geven laten ze vier bordjes met “douze points” zien. Dit is bijna te flauw om waar te zijn, maar de jolige blikken van Busatlic en drummer Senad Suta - die zich allebei zichtbaar bewust zijn van het knullige niveau van de grap - geven de witz bestaansrecht.
De guitige geluidjes die Jakubovic somtijds de microfoon in kwekt, zorgen voor een glimlach op het gelaat. Desondanks komt op een gegeven moment toch de gedachte op dat het zestal uitgebreid zou mogen worden. Dat de blazer-ritmes uit de laptop komen, is toch een beetje jammer voor een skaband. Het zou daarom een vooruitgang zijn als het recente vertrek van percussionist Orhan Maslo Oha zou worden opgevangen door de toevoeging van bijvoorbeeld een trompettist. Deze zou dan niet bij alle nummers nodig zijn en alleen daarmee al voor iets meer afwisseling zorgen. De skankende en anderszins dansende en springende bezoekers maken zich echter totaal niet druk om dit soort gedachten en bewegen dartel verder. Als wat later de mannen zingen dat ze “from Bosnia” zijn en naar Amerika (immer nog het beloofde land) willen, is het dan ook overduidelijk dat in ieder geval deze avond Nederland prima volstaat als bron van saamhorigheid en optimisme.