Of er zaterdagavond bezoekers waren die zichzelf een schouderklopje gaven omdat ze heel politiek correct aanwezig waren bij een optreden van een groep zwarte mannen waarvan het merendeel invalide is, was een niet te beantwoorden vraag die al snel aan relevantie verloor door het swingende optreden van het achttal waarvan de meerwaarde lag in een felle zanger, een uitermate curieus instrument en een zanger met de energie van een Duracel-konijn.
Ondanks een optreden in het immer goed bekeken De Wereld Draait Door drie dagen eerder is een door zwarte gordijnen verkleinde Dommelsch Zaal niet volledig gevuld. Het uit de sloppenwijken van de Congolese hoofdstad Kinshasa afkomstige Staff Benda Bilili (wat zoiets betekent als “kijk voorbij de uiterlijke schijn”) doet het niets: vanaf het moment dat de bandleden opkomen, stralen ze positiviteit en dankbaarheid uit terwijl de vier frontmannen ondanks rolstoelen of krukken bewegen wat ze kunnen op hun rumbamelodieën. De zaal volgt al snel.
Een van de opvallendste aspecten van de band is het wonderlijke instrument van Roger Landu, door hem zelf satonge genoemd. Het voormalige straatkind dat geadopteerd is door zanger en leader of the pack Ricky Likabu speelt op een éénsnarige constructie van een metalen blikje en een boog van hout. Het plukken van de snaar en het bewegen van de boog zodat de spanning op de snaar verandert, zorgt voor de ietwat snerpende tonen van het door Landu zelf in elkaar gestoken instrument.
Zanger Djunana Tanga-Suele is van alle bandleden degene die de grootste glimlach heeft en het meest uitbundig danst. Want ondanks het feit dat hij in een rolstoel zit, beweegt de man van middelbare leeftijd zijn levenslustige lijf met een energie waar veel tieners terecht jaloers op zouden zijn. Op het moment dat hij uit zijn stoel klimt en zich bijna een nummer lang stuiterend op de grond aan de muziek overgeeft, eet het publiek uit zijn hand. Of een deel van hen komt om aapjes te kijken, is een kwestie die Tanga-Suele duidelijk totaal niet bezighoudt. Integendeel, hij geniet zichtbaar van het vele bekijks dat hij met zijn stunt heeft.
Behalve Landus satonge en de performance van Tanga-Suele is er nog een facet dat de van zichzelf al zeer degelijke en bovenal ontzettend dansbare muziek uittilt boven het niveau van de doorsnee, uit het verre Afrika gehaalde Festival Mundial-waardige act en dat is de stem van Kabamba Kabose Kasungo. De enige frontman die niet in een rolstoel zit maar op krukken leunt, gooit bij tijd en wijle een zinderende felheid in zijn vocalen die eraan herinnert dat de mannen ook in figuurlijke zin van ver hebben moeten komen om te zijn waar ze nu zijn. Hiermee geeft hij de muziek - waarvan de boodschappen in de teksten het publiek ontgaan omdat de groep in hun moerstaal Lingala zingt - een extra lading mee. Zelfmedelijden kent de band echter niet en het is dan ook niet de nadruk op ellende en het doorstaan daarvan die de avond het beste samenvat. Het is het opgewekte, saamhorige rumba/roots-dansfestijn waar velen na het paasweekend op dinsdag bij de koffieautomaat over zullen verhalen.